Het regeerakkoord en de Wnra

Dinsdag 10 oktober 2017 heeft het aanstaande kabinet na een lange onderhandelingsperiode het regeerakkoord gepresenteerd. Daarin zijn ook plannen opgenomen die betrekking hebben op het civiele arbeidsrecht. Vanaf 1 januari 2020 vallen overheidswerkgevers en ambtenaren ook onder het civiele arbeidsrecht en daarom zijn deze plannen eveneens voor hen relevant. Eén van de meest in het oog springende plannen is de komst van een nieuwe ontslaggrond: de cumulatiegrond. Wat houdt deze nieuwe ontslagmogelijkheid in?  


Het civiele arbeidsrecht kent sinds de Wet werk en zekerheid (WWZ) in 2015, net als het ambtenarenrecht, een gesloten ontslagstelsel. Daarbij geldt dat de gekozen ontslaggrond, bijvoorbeeld disfunctioneren of een verstoorde arbeidsverhouding, gedragen moet worden door de feitelijke omstandigheden. Wanneer er in bescheiden mate sprake is van disfunctioneren of de samenwerking gedeeltelijk is verstoord, is ontslag niet mogelijk. Voor werkgevers kan dit problematisch zijn - en overheidswerkgevers kunnen zich hier ongetwijfeld wat bij voorstellen - omdat, alle problemen tezamen bezien, voortzetting van het dienstverband niet langer verantwoord is. 


Het aanstaande kabinet erkent en onderkent deze problematiek.  De rechter krijgt de mogelijkheid een afweging te maken of van een werkgever kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst al dan niet voort te zetten op basis van een opeenstapeling - in het regeerakkoord cumulatie genoemd - van de omstandigheden genoemd in de verschillende ontslaggronden. Hier zet het aanstaande kabinet voor de werknemer een extra vergoeding van maximaal de helft van de transitievergoeding tegenover.  
Wanneer deze nieuwe grond in het Burgerlijk Wetboek wordt opgenomen, kan dit vanaf 2020 ook voor overheidswerkgevers perspectief bieden bij situaties dat sprake is van ‘een beetje’ disfunctioneren en ‘een beetje’ een verstoorde arbeidsverhouding. 


Nu overheidswerkgevers hun rechtspositieregeling aan de flexbepalingen uit het civiele arbeidsrecht hebben aangepast, is ook een ander plan uit het regeerakkoord voor hen relevant. Het aanstaande kabinet wil de periode dat elkaar opeenvolgende tijdelijke contracten overgaan in een contract voor onbepaalde tijd, verlengen van twee naar drie jaar. Dit betekent dat de huidige rechtspositionele bepaling van de ambtenaar, bijvoorbeeld artikel 6 ARAR of artikel 2:3 CAR/UWO, waarin de hiervoor genoemde periode van twee jaar (24 maanden) is opgenomen, in 2020 in strijd is met het Burgerlijk Wetboek. Voor overheidswerkgevers is het dus raadzaam de uitwerking van de plannen uit het Regeerakkoord goed te volgen en daarop tijdig te anticiperen. En afhankelijk van de datum waarop die nieuwe plannen van de regeringspartijen worden ingevoerd kan het zo zijn dat de civiele werkgevers toch anders genormaliseerd zijn dan de overheidswerkgevers. En let op: het is ook de vraag of de cao-partijen in overheidsland bereid zijn de verworven 24 maanden weer in te leveren, temeer daar in de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren staat dat als er geen cao is afgesloten voor de inwerkingtreding, de huidige rechtspositieregelingen gaan gelden.