Uitbetaling vakantiedagen en non-activiteit onder de WNT (Wet normering topinkomens)?
Enkele dagen geleden deed de kantonrechter te Limburg uitspraak in een tweetal WNT-zaken (ECLI:NL:RBLIM:2017:9862 en ECLI:NL:RBLIM:2017:9797). Het vertrouwen in de Raad van Bestuur van een zorginstelling is opgezegd en met de twee bestuursleden is een vaststellingsovereenkomst gesloten. In de arbeidsovereenkomsten van beide bestuursleden is een beëindigingsregeling bestaande uit een vergoeding van één jaarsalaris opgenomen. Een regeling die ingevolge de overgangsregeling van artikel 7.3 van de WNT is toegestaan tot vier jaar na inwerkingtreding van de WNT. Deze beëindigingsregeling wordt overgenomen in de vaststellingsovereenkomsten.
Eén van de bestuursleden vordert uitbetaling van niet genoten vakantiedagen. De rechter bevestigt dat de uitbetaling van vakantiedagen behoort tot de bezoldiging die in de WNT wordt gemaximeerd. Door uitbetaling van de vakantiedagen aan het voormalig bestuurslid wordt de maximale bezoldiging zoals bepaald in de WNT overschreden. Bovendien bestaat er geen beletsel de vakantiedagen op te nemen, het opnemen van verlof voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband blijft te allen tijde mogelijk. Alleen uitbetaling van vakantiedagen in geld leidt tot nietigheid c.q. een onverschuldigde betaling.
Het andere bestuurslid meldt zich met ingang van 27 mei 2016 arbeidsongeschikt. De arbeidsongeschiktheid duurt voort tot 26 juli 2016. De rechter bevestigt het uitgangspunt dat inactiviteit met behoud van loon voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband tot verrekening met een beëindigingsvergoeding dient te leiden. Wel is het de vraag of er een bijzondere achtergrond valt aan te wijzen voor de periode van inactiviteit waardoor in feite geen ontwijking van de WNT aan de orde is en voornoemd uitgangspunt niet zou moeten gelden. Naast opname van verlofdagen kan arbeidsongeschiktheid een rechtvaardiging vormen. Wel moet er in dat geval sprake zijn van een overtuigende en niet ter discussie te stellen onmogelijkheid de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, uitsluitend en alleen om reden van ziekte en gebrek. In het geval van dit bestuurslid is dat niet vast te stellen. Vanaf 26 juli 2016 was het bestuurslid immers niet meer als arbeidsongeschikt aan te merken. Bovendien is na die datum geen nieuwe ziekmelding gedaan.
In de beleidsregels WNT 2017 is bepaald dat een periode van onvrijwillige non-activiteit voor een periode van drie dan wel zes maanden niet tot verrekening van salaris met een ontslagvergoeding leidt. Echter, deze beleidsregels golden ten tijde van deze procedure nog niet. Bovendien moet het dan gaan om een eenzijdige oplegging van non-activiteit door de werkgever, en moet sprake zijn van een uitdrukkelijk en aantoonbaar protest van de zijde van werknemer. Daar lijkt in dit geval geen sprake van.
Vragen over de WNT? Neem contact op met Vijverberg Juristen via 079 – 363 19 19 of info [at] vijverbergjuristen [dot] nl