Recht op correctie van persoonsgegevens, maar hoe? Door: Annet van Soest
Een cliënt vraagt het Uwv twee onjuistheden in het rapport van een verzekeringsarts te corrigeren (correctierecht artikel 36 Wet bescherming persoonsgegevens). In het rapport was melding gemaakt van ‘reumatoïde artritis’ en ‘pijn in de handen’. Het Uwv weigert tegemoet te komen aan het verzoek en de zaak komt uiteindelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State terecht (ECLI:NL:RVS:2018:2503). De Afdeling oordeelt dat het inderdaad gaat om feitelijke onjuistheden die op grond van de Wbp hadden moeten worden gecorrigeerd. Voor zover dat niet mogelijk was door wijziging van het rapport, had het Uwv moeten onderzoeken of een voorziening kon worden getroffen waardoor degene die het rapport van de verzekeringsarts raadpleegt, erop wordt geattendeerd dat de daarin opgenomen gegevens niet juist zijn. Het toevoegen van alleen een nieuw rapport aan het dossier, is niet voldoende. Het Uwv had moeten onderzoeken of het met een kleine inspanning mogelijk was een technische voorziening te treffen, waardoor bij opening van het rapport een melding zou verschijnen dat het rapport een onjuistheid bevat. Ook had het de mogelijkheid kunnen onderzoeken de bestandsnaam van het rapport te wijzigen en daaraan een waarschuwing als ‘let op onjuistheid, zie rapport …’ toe te voegen. Het Uwv moet opnieuw op het bezwaarschrift beslissen, nu met inachtneming van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) die de Wbp heeft vervangen.
Wil je meer weten over het correctierecht en andere rechten die burgers hebben met betrekking tot de persoonsgegevens die van hen worden verwerkt? Schrijf je dan hier in voor onze cursus over de AVG op 20 september 2018 in La Vie meeting center in Utrecht.