Onterecht geweigerde subsidie leidt tot schadevergoeding van € 25.000,-
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) kent een onderzoeker een schadevergoeding toe vanwege meerkosten, die het gevolg zijn van een latere subsidieverlening en de daardoor vertraagde start van zijn (gesubsidieerde) onderzoek (ECLI:NL:RVS:2020:1170).
Het algemeen bestuur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) wees de subsidieaanvraag van de onderzoeker in 2012 af. De ABRS oordeelt in 2015 in hoger beroep dat dit ten onrechte was en laat de toekenning van een subsidie van € 250.000,- door de rechtbank in stand (ECLI:NL:RVS:2015:3364). De onderzoeker stelt vanwege de vertraging van het onderzoek, € 40.739,- schade te leiden als gevolg van misgelopen salaris en inflatie. Daarnaast vraagt hij een vergoeding van € 1.513,88 voor het herschrijven van het oorspronkelijke onderzoeksvoorstel. De laatste vergoeding krijgt hij, het verzoek de meerkosten te vergoeden wijst NWO af.
In hoger beroep veroordeelt de ABRS NWO tot het betalen van een schadevergoeding van € 25.000,-. Het in stand laten van de toekenning van de subsidie van € 250.000,- deed de ABRS in de overtuiging dat geen andere uitkomst mogelijk zou zijn geweest, wanneer NWO alsnog op het bezwaar tegen de afwijzing van de subsidie had beslist. Een interessant aspect daarbij is dat NWO de aanvraag van de onderzoeker destijds niet meer kon vergelijken met de andere aanvragen, omdat de verslaglegging van de interviews niet op juiste wijze was geschied. Dit komt voor rekening van NWO. Er is daarom een causaal verband tussen het ten onrechte afwijzen van de subsidieaanvraag en de beweerdelijk geleden schade. Dat er meerkosten zijn als gevolg van de latere subsidieverlening en vertraagde start van het onderzoek, is aannemelijk. De meerkosten komen de ABRS erg hoog voor, maar gelet op het belang van een definitieve beslechting van het geschil wijst zij toch direct een schadevergoeding van € 25.000,- toe.