Aanzegvergoeding
Een werkgever licht een werknemer mondeling in over het eindigen van de tijdelijke arbeidsovereenkomst per 1 december 2019. De werknemer ontkent dat hij ook een schriftelijke aanzegging heeft ontvangen, zoals de wet voorschrijft. Volgens de kantonrechter is de aanzegplicht bedoeld om de werknemer tijdig gelegenheid te geven zijn inkomen veilig te stellen. De werknemer in kwestie vond al voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2019 een nieuwe baan en heeft door het ontbreken van een schriftelijke aanzegging geen nadeel geleden. De kantonrechter oordeelt dat het daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als de werkgever alsnog de aanzegvergoeding aan de werknemer zou moeten betalen.
Het Hof gaat daar niet in mee: de betaling van de aanzegvergoeding is een bepaling van dwingend recht. Alleen in bijzondere omstandigheden kan dit op grond van redelijkheid en billijkheid terzijde worden gesteld. Daarvan is hier geen sprake: de wet is duidelijk en de wetgever heeft er expliciet voor gekozen dat een mondelinge aanzegging niet voldoende is. Bovendien is de aanzegplicht recentelijk ingevoerd en heeft de wetgever kennelijk ook geen aanleiding gezien het schriftelijkheidsvereiste met invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans aan te passen. Reden voor het Hof om vast te houden aan de wet! De werkgever krijgt nog wel gelegenheid voor nadere bewijslevering ten aanzien van de schriftelijke aanzegging.