Controle zakelijk e-mailverkeer door werkgever onrechtmatig: van fraude verdachte werknemer behoudt baan
Eind 2018 en begin 2019 komen bij een werkgever twee signalen binnen waaruit volgt dat een werknemer vermoedelijk betrokken is bij strafbare feiten. Pas in april 2021 start de werkgever een onderzoek naar deze signalen. Onderdeel van het onderzoek is dat de werkgever de zakelijke e-mails van de werknemer monitort.
Uit het onderzoek blijkt volgens de werkgever onder meer dat de werknemer onder werktijd diverse nevenactiviteiten verricht en dat hij hypotheekfraude heeft gepleegd. Gelet hierop verzoekt de werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op grond van verwijtbaar handelen. De werknemer stelt dat de werkgever gelet op de uitspraak van 5 september 2017 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) (ECLI:CE:ECHR:2017:0905JUD006149608) zijn zakelijke e-mail niet mocht monitoren.
De kantonrechter overweegt dat het EHRM in voornoemde uitspraak de volgende factoren relevant acht voor de vraag of rechtmatig inbreuk is gemaakt op het privéleven en de correspondentie in een arbeidsrechtelijke context:
- Of de werknemer vooraf is geïnformeerd over (de aard van) de mogelijke monitoring van correspondentie en andere communicatie door de werkgever.
- Wat de omvang van de monitoring is en hoe ernstig de inbreuk op de privacy van de werknemer is geweest.
- Of de werkgever legitieme gronden heeft aangevoerd ter rechtvaardiging van de monitoring.
- Of een monitoringssysteem met minder indringendere methoden en maatregelen mogelijk was geweest.
- Welke gevolgen de monitoring voor de werknemer heeft gehad.
- Of de werknemer adequate waarborgen zijn geboden, in het bijzonder bij indringende vormen van monitoring.
De kantonrechter overweegt dat een beoordeling van bovenstaande factoren in deze zaak niet kan plaatsvinden. De werkgever beroept zich op haar geheimhoudingsplicht en wil niet prijsgeven welke signalen zij in 2018 en 2019 heeft ontvangen, die de aanleiding vormden voor het ingestelde onderzoek. Daarmee is de grondslag voor het monitoren van de zakelijke e-mails niet duidelijk en kan niet worden beoordeeld of de monitoring proportioneel is. Daarnaast maakt de werkgever niet duidelijk in welke mate en op welke wijze de monitoring heeft plaatsgevonden. Door een gebrek aan informatie kan de kantonrechter niet vaststellen of de monitoring proportioneel is.
Aangezien de werkgever ook niet duidelijk maakt welke informatie hij heeft verkregen door het zakelijke e-mailverkeer te monitoren en welke informatie op andere wijze is verkregen, laat de kantonrechter alle aangedragen informatie buiten beschouwing. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.
De hele uitspraak lezen? Klik dan hier!