Stand van zaken Wob-verzoeken over COVID-19
In eerdere berichtgeving (publicatie van 9 augustus 2021 en nieuwsbericht van 22 oktober 2021) schreven wij over de werkwijze van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) bij het afhandelen van Wob-verzoeken over COVID-19. Op 20 oktober 2021 bepaalde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat minister De Jonge vóór 30 november 2021, op straffe van een dwangsom, een volledig besluit moest nemen op de drie Wob-verzoeken van NOS en NTR. Tot op heden is dit nog steeds niet gebeurd. NOS en NTR zijn echter niet de enige partijen die Wob-verzoeken bij het ministerie hebben ingediend.
Hoe zat het ook alweer?
De minister van VWS heeft voor het afhandelen van Wob-verzoeken die betrekking hebben op COVID-19 een aangepaste werkwijze ingericht. Vanwege de grote omvang van het aantal coronadocumenten heeft de minister deelbesluiten genomen en wordt per verzoek bekeken in welke categorie deze past. Volgens de rechtbank ontbreken daarmee overwegingen die direct aan het individuele verzoek gekoppeld kunnen worden. De Afdeling heeft de werkwijze van de minister wel goedgekeurd, maar dat betekent niet dat tijdig op de Wob-verzoeken is besloten. De beslisdatum voor de Wob-verzoeken van NOS en NTR is daarom bepaald op 30 november 2021. Minister De Jonge heeft deze termijn niet gehaald, dus is het nu aan de nieuwe minister van VWS, Ernst Kuipers, om een besluit te nemen op deze Wob-verzoeken.
Andere Wob-verzoeken
Naast de NOS en NTR hebben ook andere betrokkenen de gang naar de rechter genomen om een beslissing op hun Wob-verzoek af te dwingen. De Afdeling heeft op 20 oktober 2021 namelijk ook een uitspraak gedaan in het hoger beroep van een journalist van The Investigative Desk (ECLI:NL:RVS:2021:2346). De journalist heeft op 2 februari 2021 vier Wob-verzoeken ingediend. Wegens het niet tijdig nemen van een besluit, stapt hij naar de rechtbank, die op 6 juli 2021 bepaalt dat de minister uiterlijk 15 september 2021 een besluit moet nemen op twee van de vier Wob-verzoeken. Voor de andere twee Wob-verzoeken heeft de minister acht maanden om te beslissen. Zowel de journalist als de minister stellen hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank.
De minister betoogt dat de uitspraak van de rechtbank hem ten onrechte geen ruimte geeft om de Wob-verzoeken binnen de aangepaste werkwijze af te handelen. Dit is niet efficiënt en onoverzichtelijk, omdat er dan niet zo snel mogelijk op alle Wob-verzoeken kan worden besloten. Ook zijn de gestelde termijnen voor het ministerie onhaalbaar. De journalist is daarentegen van mening dat de beslistermijn van acht maanden te ruim is.
In haar uitspraak oordeelt de Afdeling dat het, binnen de wettelijke termijn besluiten door gebruik te maken van deelbesluiten, niet betekent dat binnen de termijn op het Wob-verzoek is besloten. De Afdeling begrijpt dat het aantal coronadocumenten zeer omvangrijk is en dat de minister daarom een andere werkwijze heeft gehanteerd, maar de minister heeft de ernst van het gebrek aan voortgang in het beslissen op Wob-verzoeken te laat ingezien.
De Afdeling bepaalt dat de beslistermijn van acht maanden voor twee van de vier Wob-verzoeken in stand kan blijven. Wat betreft de kortere beslistermijn op de andere twee Wob-verzoeken is de Afdeling van mening dat deze termijn niet haalbaar was. Voor deze verzoeken zal dan ook eenzelfde termijn gelden als voor de andere twee. De minister moet uiterlijk 6 maart 2022 op alle Wob-verzoeken een besluit nemen.
Wet open overheid
De Wet open overheid nadert. De verwachte inwerkingtredingsdatum is 1 mei 2022. Volg nu onze cursus Wet open overheid: transparantie en toegankelijkheid en zorg dat u klaar bent voor deze nieuwe wet. Inschrijven kan via onze website.
Heeft uw organisatie te maken met de Woo of wilt u meer weten? Neem dan vrijblijvend contact met ons op!