Rechtbank Midden-Nederland spreekt zich uit over relatiebeding van advocaat

Op 4 juni 2024 sprak de rechtbank Midden-Nederland zich uit over het relatiebeding van een advocaat (ECLI:NL:RBMNE:2024:3447). Heeft de advocaat het relatiebeding overtreden? En moet het relatiebeding worden geschorst? Tijdens een kort geding zijn deze vragen besproken.

De betreffende advocaat trad per 1 januari 2024 in dienst bij haar huidige werkgever. Gedurende het dienstverband bij de voormalig werkgever verrichtte zij werkzaamheden voor een bepaalde klant. Na 1 januari 2024 heeft de advocaat contact gehad met deze klant, vanuit haar functie bij haar huidige werkgever. De voormalig werkgever leidt daaruit af dat de advocaat werkzaamheden verricht dan wel gaat verrichten voor de klant in kwestie, hetgeen volgens de voormalig werkgever een schending van het relatiebeding oplevert. De voormalig werkgever vordert nakoming van het relatiebeding op straffe van een dwangsom en een betaling van € 36.000,00 als voorschot op de verbeurde boetes, vermeerderd met wettelijke rente.

De advocaat betwist dat zij het relatiebeding heeft geschonden en verzoekt de rechter tot gehele dan wel gedeeltelijke schorsing van het relatiebeding, voor zover (1) dat ziet op de specifieke klant in kwestie, (2) het de duur van twaalf maanden na 1 januari 2024 overstijgt en (3) het beding verdere beperkingen oplegt aan de advocaat dan het als advocaat eigenstandig en direct zaken doen met bestaande klanten van haar voormalig werkgever.

De rechter kan een relatiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. In kort geding kan het relatiebeding worden geschorst totdat in de bodemprocedure uitspraak is gedaan. Het gaat dus om een afweging van de belangen van partijen.

De rechter wijst de vordering van de advocaat voor wat betreft de gehele dan wel gedeeltelijke schorsing van het beding af. In dit geval wegen de belangen van de voormalig werkgever (haar klant kunnen behouden) zwaarder dan het belang van de advocaat (het verrichten van werkzaamheden voor de klant bij haar nieuwe werkgever). Er zijn immers genoeg andere advocaten(kantoren) gespecialiseerd in het arbeidsrecht waar de nieuwe werkgever zaken mee kan doen, aldus de rechter. Ook ten aanzien van de duur van het relatiebeding ziet de rechter geen aanleiding voor een beperking, nu onvoldoende is onderbouwd waarom de duur van het beding de advocaat in haar belang zou schaden. Aan de nakoming van het relatiebeding wordt door de rechter een dwangsom verbonden.

De vordering van de voormalig werkgever ten aanzien van de betaling van een voorschot op de verbeurde boetes wordt daarentegen afgewezen, nu volgens de rechter niet blijkt dat de advocaat het beding heeft overtreden.