Gebeurtenissen vóór 2016 geen beroepsincident als bedoeld in Besluit algemene rechtspositie politie

In een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2024:11428) beoordeelt de rechtbank een beroep tegen de afwijzing van een verzoek van een politiemedewerker om bepaalde gebeurtenissen die in diensttijd zijn voorgevallen, te erkennen als beroepsincident. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van de medewerker tegen de afwijzing van zijn verzoek ongegrond is. Wat was er precies aan de hand?

De casus in het kort

De medewerker heeft tijdens zijn diensttijd bij de politie PTSS opgelopen. De PTSS van de medewerker is in 2016 erkend als beroepsziekte. In augustus 2023 heeft de medewerker verzocht de incidenten die hebben geleid tot de PTSS te erkennen als beroepsincident in de zin van het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp) en de Regeling volledige schadevergoeding bij beroepsincidenten politie (hierna: de Regeling). Volgens de medewerker hebben na 2016 incidenten plaatsgevonden die zijn PTSS hebben verergerd. De medewerker meent dat deze latere incidenten in samenhang met de eerdere vaststelling van PTSS moeten worden bekeken en gezien de verergering daarvan als beroepsincident moeten worden erkend. Bovendien heeft de korpschef van de politie volgens de medewerker de beginselen van zorgvuldigheid, rechtszekerheid, fairplay en het vertrouwensbeginsel geschonden. De medewerker legt hieraan ten grondslag dat tijdens de hoorzitting in bezwaar maar een enkele hoorambtenaar aanwezig was, terwijl hij ervan uit was gegaan dat hij ruimte zou krijgen voor een informeel schikkingstraject. Ten slotte stelt de medewerker dat de korpschef het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden.

De korpschef is in het kort van mening dat de incidenten niet kunnen worden aangemerkt als beroepsincident. 

Hoe oordeelt de rechtbank?

De rechtbank stelt voorop dat vanaf 1 januari 2017 in artikel 1 van het Barp de definitie van beroepsincident is opgenomen. Vanaf diezelfde datum is artikel 54b van het Barp in werking getreden. In dit artikel staat dat de ambtenaar aanspraak heeft op volledige schadevergoeding van de schade die hij als gevolg van een beroepsincident lijdt. Dit geldt voor zover hier op grond van de rechtspositie en andere uitkeringen niet al in voorzien is. In de Regeling staat op welke wijze de schadevergoeding wordt vastgesteld. De Regeling is eveneens met ingang van 1 januari 2017 in werking getreden.

Vervolgens stelt de rechtbank vast dat er geen ruimte is om de incidenten die in 2016 hebben plaatsgevonden als beroepsincident te erkennen. Onder verwijzing naar een eerdere uitspraak van rechtbank Oost-Brabant overweegt de rechtbank hiertoe dat er in 2016 geen regelingen van kracht waren waaraan de medewerker op grond van de vaststelling van een beroepsincident een aanspraak kon ontlenen. Verder zijn de incidenten van na 1 januari 2017 niet vermeld in de aanvraag. Voor de korpschef kon volgens de rechtbank daarom niet kenbaar zijn dat de medewerker met zijn aanvraag beoogde die incidenten als beroepsincident te erkennen. Ten slotte overweegt de rechtbank dat de korpschef geen reden hoefde te zien om tijdens het horen te verkennen of een minnelijke regeling mogelijk was, omdat niet blijkt dat de medewerker hierom had verzocht. Voor een schending van de beginselen van zorgvuldigheid, rechtszekerheid en fairplay, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel zijn geen aanknopingspunten te vinden. Ook niet voor vooringenomenheid of willekeur. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond. 

Heeft u vragen over de rechtspositie van de politie? Onze advocaten en adviseurs helpen u graag. Bel voor een vrijblijvend kennismakingsgesprek: 079 - 3631919.