Hoge Raad oordeelt over temporele reikwijdte Xella-norm
Op 27 september 2024 heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan waarin de temporele reikwijdte van de Xella-norm centraal staat (ECLI:NL:HR:2024:1309). Een werkneemster die in 2014 arbeidsongeschikt raakte, berichtte haar werkgever Metafoor in januari 2017 – gezien de ontwikkelingen rond de compensatie voor de werkgever ten aanzien van de transitievergoeding na langdurige ziekte – dat zij verwacht dat alsnog een ontslagvergunning bij UWV wordt aangevraagd. Valt dit verzoek van de werkneemster onder de reikwijdte van de Xella-norm?
De feiten in het kort
Een werkneemster was vanaf 1 april 2002 in dienst bij Metafoor. Op 14 december 2014 raakte zij arbeidsongeschikt. UWV heeft de werkneemster met ingang van 14 december 2016 een WGA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Vanaf die datum was sprake van een slapend dienstverband. In januari 2017 schreef de werkneemster – kort samengevat – een e-mail aan Metafoor, waarin zij aangaf te verwachten dat Metafoor overgaat tot beëindiging van haar dienstverband. Metafoor liet hierop weten dat, voor wat betreft het dienstverband, geen verandering is in de situatie. Vervolgens is het dienstverband van de werkneemster op 1 juli 2019 van rechtswege geëindigd vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
De werkneemster vordert een veroordeling van Metafoor tot betaling van een schadevergoeding gelijk aan de wettelijke transitievergoeding. De werkneemster legt daaraan ten grondslag dat Metafoor in ieder geval na 20 juli 2018 – dit is de datum waarop de Wet compensatie transitievergoeding in werking trad – had moeten terugkomen op het verzoek van de werkneemster tot beëindiging van haar dienstverband door Metafoor. Metafoor heeft dit niet gedaan en daarom gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap. De kantonrechter heeft de vordering in eerste aanleg toegewezen. Ook in hoger beroep heeft het hof de vordering toegewezen. Onder verwijzing naar de Xella-arresten uit 2019 en 2022 oordeelt het hof dat van Metafoor mocht worden verwacht dat zij het verzoek van de werkneemster opnieuw in behandeling zou nemen na 20 juli 2018 en alsnog het slapende dienstverband zou beëindigen, onder betaling van de wettelijke transitievergoeding. Metafoor heeft tegen de uitspraak van het hof cassatie ingesteld.
Xella-norm
In 2019 heeft de Hoge Raad bepaald dat een werkgever op grond van het goed werkgeverschap verplicht is in te stemmen met een beëindigingsvoorstel van een werknemer die een slapend dienstverband heeft onder toekenning van een transitievergoeding. De werkgever kan vervolgens aanspraak maken op compensatie van de transitievergoeding tot maximaal het bedrag dat de werkgever aan de werknemer zou moeten betalen bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de wachttijd. In 2022 bepaalde de Hoge Raad dat werkgevers ook compensatie voor uitkering van de transitievergoeding kunnen ontvangen voor slapende dienstverbanden van vóór 1 juli 2015. Ook verduidelijkte de Hoge Raad in 2022 de temporele reikwijdte van de Xella-norm, waaruit volgde dat werkgevers vanaf 20 juli 2018 moeten instemmen met een beëindigingsvoorstel van een werknemer. Dit is de datum waarop de Wet compensatie transitievergoeding in werking trad.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad wijst allereerst op haar tweede arrest uit 2022 over de temporele reikwijdte van de Xella-norm. Naar het oordeel van de Hoge Raad houdt de aangehaalde overweging van dit arrest in dat werkgevers vanaf 20 juli 2018 moesten instemmen met een voorstel van een werknemer tot beëindiging van het dienstverband. Deze overweging verwijst volgens de Hoge Raad naar de overweging in het eerste arrest uit 2022, waaruit volgt dat de Xella-norm geldt voor voorstellen gedaan op of na 20 juli 2018 en moet in het licht daarvan worden bezien. Dit betekent volgens de Hoge Raad dat ook sprake kan zijn van een op 20 juli 2018 gedaan verzoek als dat verzoek voor die datum is gedaan en de werkgever daarop op die datum nog (nader) diende te beslissen.
Het hof heeft uit een aantal omstandigheden afgeleid dat het verzoek van de werkneemster nog niet definitief was afgewikkeld en geoordeeld dat Metafoor vanaf 20 juli 2018 verplicht was met het verzoek in te stemmen. Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft het hof de temporele reikwijdte niet miskend.