1 jaar na de inwerkingtreding van de AVG: Het recht op vrijheid van meningsuiting vs. het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Door: mr. Arjo Buurma
Eén jaar na de inwerkingtreding van de AVG is de rechtspraak op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer volop in ontwikkeling. In de uitspraak van 13 mei 2019 zet de rechtbank Amsterdam in een kort geding het recht op vrijheid van meningsuiting af tegen het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het dagblad NRC wil een artikel publiceren over grensoverschrijdend gedrag van een ex-hoogleraar arbeidsrecht waarin hij wordt beschuldigd van machtsmisbruik, manipulatie, (seksuele) intimidatie, ongewenste intimiteiten en aanranding.
Het NRC wil bij dit artikel de naam en een foto van de ex-hoogleraar plaatsen en beroept zich daarbij op het recht van vrijheid van meningsuiting. In een kort geding weet de ex-hoogleraar dit te voorkomen. De rechtbank Amsterdam overweegt dat de ex-hoogleraar in zekere mate is aan te merken als een ‘public figure’. Het NRC mag aan het gedrag van de ex-hoogleraar verder het waardeoordeel ‘grensoverschrijdend gedrag’ geven en het staat het NRC vrij hierover te publiceren. De rechtbank oordeelt echter dat dit onvoldoende is om de ex-hoogleraar met volledige naam en foto in het artikel te vermelden.
Voor het publieke debat over deze #metoo-kwestie is het niet nodig dat de naam van de ex-hoogleraar wordt genoemd. Binnen zijn eigen professionele kringen zal vrijwel iedereen weten dat het over hem gaat, ook als zijn naam niet wordt genoemd. Dit zal tot gevolg hebben dat er over de kwestie wordt gesproken en dat in die kringen zijn naam ook zal worden genoemd. Een verdergaande inbreuk op zijn privacy en die van zijn gezin door het noemen van zijn naam in het artikel is in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank niet gerechtvaardigd. De rechtbank overweegt daartoe dat de ex-hoogleraar zich in zijn professionele leven heeft ‘gebrand’ en hij in zijn professionele leven dan ook ‘op de blaren moeten zitten’, maar hij hoeft dat niet ook in zijn privéleven.
Dit leidt tot de conclusie dat de belangenafweging tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer uitvalt in het voordeel van de ex-hoogleraar. De enige beperking die aan de uitingsvrijheid van NRC wordt opgelegd, het niet noemen van de naam van de ex-hoogleraar en het niet tonen van zijn foto, is naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd omdat dit noodzakelijk is ter bescherming van zijn privacybelangen.
De volledige uitspraak is te lezen via: ECLI:NL:RBAMS:2019:3451.