Projectsubsidie wordt geen instellingssubsidie
Een stichting ontvangt een projectsubsidie voor de opvang van kwetsbare jonge meisjes en tienermoeders. Na afloop resteert nog een bedrag van € 218.885,-. Een deel daarvan besteedt de stichting aan de koop van het pand waarin ze de meisjes opvangt. De minister van VWS stelt de subsidie vast op het verleende bedrag minus € 218.885,- en vordert dit bedrag terug. De stichting is van mening dat ze een instellingssubsidie heeft ontvangen en van het resterend bedrag een de egalisatiereserve mag worden gevormd. De minister houdt vast aan zijn standpunt dat het een projectsubsidie betreft en daarbij geen egalisatiereserve wordt opgebouwd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State constateert dat tegen het subsidieverleningsbesluit en het besluit over de verlenging van de projectsubsidie geen rechtsmiddelen zijn aangewend. Dat de stichting ten tijde van de verlening niet op de hoogte was van het verschil tussen een projectsubsidie en een instellingssubsidie en daarom geen bezwaar heeft gemaakt en geen beroep heeft ingesteld, komt voor haar rekening. Wat de stichting verder heeft aangevoerd over de verlening en verlenging van de projectsubsidie, zoals dat van een projectsubsidie geen sprake kan zijn omdat een projectsubsidie wordt verstrekt voor ten hoogste vier jaren en de subsidie aan de stichting 4,5 jaren beslaat, kan niet meer aan de orde komen in de procedure over de subsidievaststelling. Daarnaast heeft de minister naar voren gebracht dat hij nimmer heeft bevestigd dat sprake zou zijn van een instellingssubsidie. Dat de minister dit wel heeft gedaan, heeft de stichting niet met stukken gestaafd of op andere wijze aannemelijk gemaakt.
Bekijk de volledige uitspraak.