Eenzijdig wijzigen van een toeslag?
Een werkgever in de automotive industrie besluit eenzijdig de ploegendiensten te vervangen door reguliere dagdiensten in verband met een afgenomen productiebehoefte. Dit betekent dat ook de ploegentoeslag van 17% komt te vervallen. Hoewel deze toeslag niet schriftelijk is vastgelegd, is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een verworven recht: er is twaalf jaar lang een bestendige gedragslijn gevolgd waardoor de werknemer er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij het recht had verworven in ploegendiensten te werken tegen betaling van de ploegentoeslag.
In de arbeidsovereenkomst is een eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen waardoor het vervallen van de ploegendienst en -toeslag aan de hand van het eenzijdig wijzigingsbeding beoordeeld moet worden.
In dit geval komt de kantonrechter tot de conclusie dat het belang van de werknemer om de ploegentoeslag te behouden niet opweegt tegen het bedrijfseconomisch belang van de werkgever om de ploegendienst (en dus de ploegentoeslag) te laten vervallen. Daarbij weegt mee dat voor de werkgever geen noodzaak meer bestaat om in ploegendiensten werkzaamheden te verrichten. Van de werkgever kan dan niet worden verwacht dat zij desondanks haar werknemers onverminderd in die ploegendiensten laat werken. Het is duidelijk dat het vervallen van de 17% toeslag financiële gevolgen heeft voor de werknemer, maar die gevolgen worden zo veel als mogelijk verzacht door de toepassing van een afbouwregeling. De omstandigheid dat de werknemer vanwege arbeidsongeschiktheid ook nog eens 20% minder salaris ontvangt, wordt niet bij de belangenafweging betrokken omdat die omstandigheid pas is ingetreden na het doorvoeren van de wijziging van de arbeidsvoorwaarde.
Dat de werknemer door de dagdiensten in de knel komt met zijn mantelzorgtaken, maakt dit niet anders. De werkgever heeft ter zitting namelijk aangegeven dat zij de werknemer de mogelijkheid wil geven om op de door hem gewenste werktijden te gaan werken.
Bekijk de volledige uitspraak.