Vandaag heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) een uitspraak gedaan over het evenredigheidsbeginsel. Volgens de titel van het nieuwsbericht van het CBb gaat het om een verruiming van het toepassingsbereik van het evenredigheidsbeginsel. Na lezing van de uitspraak lijkt het ons echter meer om een bevestiging en verduidelijking van eerdere rechtspraak te gaan dan om een verruiming. De verruiming lijkt hem vooral te zitten in de expliciete overweging van het CBb dat dwingendrechtelijke bepalingen in algemeen verbindende voorschriften (niet zijnde formele wetten) ook aan het evenredigheidsbeginsel kunnen worden getoetst. Kan de dwingendrechtelijke bepaling die toets doorstaan? Dan kan toepassing van die bepaling in het concrete geval toch nog onredelijk bezwarend zijn voor de belanghebbende. Maar dan moet er wel sprake zijn van bijzondere omstandigheden.
Hoewel uit het nieuwsbericht afgeleid zou kunnen worden dat ook dwingendrechtelijke bepalingen in formele wetten voortaan aan het evenredigheidsbeginsel kunnen worden getoetst, blijft in de uitspraak het toetsingsverbod van formele wetten aan algemene rechtsbeginselen overeind. Een dwingendrechtelijke bepaling in een formele wet kan alleen in het concrete geval buiten toepassing worden gelaten als het besluit onredelijk bezwarend is voor de belanghebbende door omstandigheden die de formele wetgever bij het vaststellen van de dwingendrechtelijke bepaling niet bedoeld en voorzien heeft. Maar dat was ook al vaste rechtspraak.