Veel Jeugdwet-verordeningen regelen te weinig over de kwaliteit van het onderzoek. De drie uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 29 mei jl. over wat in een gemeentelijke verordening op grond van de Jeugdwet moet staan, hebben al veel aandacht gekregen. Zie ook ons nieuwsbericht van 18 juni 2024. Het gaat dan voornamelijk over de criteria die in de verordening moeten worden opgenomen die worden gehanteerd bij een aanvraag om jeugdhulp. Minder aandacht lijkt te krijgen is dat de CRvB in één van die uitspraken (zie de laatste zinnen van rechtsoverweging 4.9 in ECLI:NL:CRVB:2024:1097) ook heeft geoordeeld over de eisen die aan een onderzoek naar aanleiding van een aanvraag om jeugdhulp moeten worden gesteld. Wij leiden uit deze zinnen af dat de hoogste bestuursrechter van oordeel is dat in een verordening ook moet zijn opgenomen hoe de gemeenteraad invulling geeft aan de eis uit de Jeugdwet dat de toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening deskundig moet zijn. Met andere woorden: in de verordening moet ook staan welke deskundige(n) namens het college onderzoek doen naar een aanvraag om jeugdhulp en welke kwaliteitseisen aan die deskundige(n) moeten worden gesteld. Zolang dit niet goed is geregeld in een verordening, is het de vraag of de onderzoeken die de jeugdprofessionals of andere deskundigen namens het college hebben gedaan aan een besluit tot toekenning of afwijzing van een aanvraag om jeugdhulp ten grondslag kunnen worden gelegd.
Wilt u weten wat de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 29 mei jl. betekenen voor de lopende Jeugdwet-zaken in uw gemeente en welke stappen u moet ondernemen om de verordening in uw gemeente “CRvB-proof” te maken, dan adviseert Vijverberg Advocaten & Adviseurs u daar graag over.
Voor een meer uitgebreide analyse van de betreffende uitspraken van de CRvB verwijzen wij u naar onze publicatie hierover.