Ontbinding arbeidsovereenkomst toch in strijd met opzegverbod tijdens ziekte

In een recent gepubliceerde uitspraak herstelt het Hof ’s-Hertogenbosch de arbeidsovereenkomst van een werkneemster die in eerste aanleg was ontbonden in strijd met het opzegverbod tijdens ziekte (ECLI:NL:GHSHE:2024:1871). De kantonrechter was in eerste aanleg van oordeel dat het opzegverbod tijdens ziekte niet aan ontbinding in de weg stond. Wat was er aan de hand en wat overweegt het hof in hoger beroep?

De casus

De werkneemster was bij de werkgever in dienst als purser. In mei 2023 heeft de werkneemster zich vanwege een acute medische aandoening ziek gemeld. In juli 2023 is zij weer hersteld gemeld. Op enig moment heeft de werkneemster verlof gevraagd op een dag waarop zij was ingeroosterd. De werkgever weigerde dit verlof, waarna de werkneemster haar leidinggevende aankondigde dat zij zich in dat geval ziek zou melden. Korte tijd later meldde de werkneemster zich beter en heeft zij erkend dat zij zich onterecht had ziekgemeld. Na een gesprek met de werkgever heeft de werkneemster zich opnieuw ziekgemeld, omdat zij het niet eens was met het verslag van dat gesprek. De werkgever heeft vervolgens verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Volgens de werkgever heeft de werkneemster de werkgever voorgelogen door zich valselijk ziek te melden en heeft zij daarmee bewust en weloverwogen het risico genomen dat – wanneer de werkgever met nog meer afmeldingen geconfronteerd zou worden – er vluchten vertraagd of geannuleerd zouden moeten worden.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat het gedrag van de werkneemster verwijtbaar is en is de arbeidsovereenkomst ontbonden. Daarbij overwoog de kantonrechter dat het opzegverbod tijdens ziekte niet aan de ontbinding in de weg stond, omdat daarvoor onvoldoende onderbouwing was. In hoger beroep is het hof van oordeel dat de werkneemster die onderbouwing wel  heeft gegeven en het beroep op het opzegverbod tijdens ziekte daarmee slaagt.

Overwegingen hof

Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet ter discussie staat dat de werkneemster op het moment van het indienen van het ontbindingsverzoek en de behandeling in hoger beroep arbeidsongeschikt was. Volgens het hof kan niet worden uitgesloten dat de werkneemster niet alleen kampte met fysieke, maar ook met sociaal-emotionele beperkingen nadat zij in juli 2023 hersteld was gemeld. Dat de arbo-verpleegkundige daarvan in augustus 2023 geen melding van heeft gemaakt, kan worden verklaard doordat fysieke problemen op dat moment de overhand hadden en er op dat moment onderzoeken liepen.

Volgens het hof is aannemelijk dat de werkneemster op het moment van haar ziekmelding kampte met psychische klachten en wellicht zelfs nog niet volledig hersteld was van haar eerdere arbeidsongeschiktheid, maar in elk geval onder invloed van haar psychische klachten heeft gehandeld toen zij zich ziek meldde. Van deze klachten was nog steeds sprake op het moment van het indienen van het ontbindingsverzoek en ook ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep. Het hof is daarom van oordeel dat er sprake is van een verband tussen het ontbindingsverzoek en de omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft. Hierbij acht het hof een verklaring van een GZ-psycholoog van belang, waaruit in het kort volgt dat er een toename was van stemmingsklachten vanaf juni 2023. Deze verklaring was in eerste aanleg nog niet overgelegd, waardoor de kantonrechter daar geen rekening mee kon houden. Op basis van deze verklaring volgt het hof de werkneemster in haar standpunt dat zij onder invloed van haar stemmingsklachten heeft gereageerd op de beslissing van de werkgever haar verlof niet goed te keuren. Dat de werkneemster had verklaard dat zij niet echt ziek was geweest, doet volgens het hof onvoldoende afbreuk aan voorgaande conclusie.

Omdat volgens het hof de arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden, herstelt het hof de arbeidsovereenkomst van de werkneemster.