Rechtbank Amsterdam oordeelt: Temper is geen uitzendbureau, maar een online (werk)platform

In een langverwachte uitspraak van 10 juli 2024 spreekt de rechtbank Amsterdam zich uit over de kwalificatie van overeenkomsten die werkers sluiten via Temper, een online platform voor werk. De rechter buigt zich over de vraag of de werkers een uitzendovereenkomst met Temper hebben of dat zij toch zzp’ers zijn. 

De feiten in het kort

Werkers via Temper voeren opdrachten uit die zij aannemen via het online platform. Dit betekent dat Temper via het platform werkers en opdrachtgevers met elkaar in contact brengt. De relatie die vervolgens ontstaat, is (rechtstreeks) tussen de werker en opdrachtgever. Van een plicht tot het zelf uitvoeren van dit werk is nagenoeg geen sprake. Dit betekent dat werk als het ware kan worden ‘doorgegeven’ aan een ander, een derde. Vakbonden FNV en CNV stellen zich op het standpunt dat sprake is van schijnzelfstandigheid. Volgens hen zijn de werkers geen zzp’ers, maar uitzendkrachten en moet de cao voor uitzendkrachten op deze werkers worden toegepast.  

De FNV en CNV vorderen in een collectieve actie dat de rechtbank vaststelt dat de overeenkomsten die de werkers aangaan via Temper uitzendovereenkomsten met Temper zijn. 

Wat oordeelt de rechter?

De rechtbank gaat niet mee in het standpunt van de FNV en CNV. De redenen daarvoor zijn – in het kort - met name de volgende:

  • Er is geen sprake van formeel werkgeversgezag van Temper, omdat niet Temper maar de opdrachtgever de vergoeding betaalt aan de werkers; en
  • Er is nagenoeg geen sprake van een verplichting voor de werkers via Temper om het werk persoonlijk uit te voeren, omdat zij zich gemakkelijk door een derde kunnen laten vervangen of de opdracht kunnen annuleren. 

Naar het oordeel van de rechter wordt daarmee aan twee van de essentiële elementen van de uitzendovereenkomst in het geheel niet voldaan: formeel werkgeversgezag (van de uitzendwerkgever) en betaling van loon (door de uitzendwerkgever). Aan het essentiële element van het persoonlijk verrichten van arbeid wordt nagenoeg niet voldaan. De conclusie van de rechter is daarom dat de overeenkomsten die de werkers via het platform sluiten met opdrachtgevers geen uitzendovereenkomsten met Temper zijn. 

Eerdere jurisprudentie over platformwerk

In een eerdere zaak over platformwerk was de uitkomst anders, maar speelden ook andere feiten. De Hoge Raad sprak zich daarbij uit over platformwerk via het platform Deliveroo. In deze zaak luidt de uitspraak dat de bezorgers werkend via Deliveroo weliswaar op papier zzp’er zijn, maar in loondienst hadden gemoeten. Zie ook onze publicatie over deze uitspraak.  

Wat betekent dit voor platform-/flexwerk?

Het kabinet neemt op korte termijn een drietal maatregelen met als doel dat werkers in de goede contractvorm werken. Allereerst gaat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 handhaven op schijnzelfstandigheid. Het zogeheten handhavingsmoratorium komt dan te vervallen. De Belastingdienst gebruikt daarvoor de criteria uit het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad. Als de Belastingdienst vaststelt dat sprake is van bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst, dan kan dit leiden tot naheffing en boetes. Ten tweede probeert het kabinet de verschillen tussen verschillende contractvormen te verkleinen. Ten derde heeft het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) het doel om de geldende regels duidelijker te maken. Op 21 juni 2024 werd bekend dat dit wetsvoorstel naar de Raad van State wordt gestuurd, waarna de Raad van State daarover zal adviseren. Totdat deze nieuwe wetgeving ingaat, is het een kwestie van afwachten.