Termijnoverschrijding Coulanceregeling PTSS Politie verschoonbaar?

Op 11 juli 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep zich uitgelaten over de situatie waarin een politiemedewerker – te laat – heeft verzocht om een compensatievergoeding op grond van de Coulanceregeling PTSS Politie (ECLI:NL:CRVB:2024:1392). De vraag die centraal staat in deze kwestie is: In hoeverre is de termijnoverschrijding verschoonbaar?

Feiten en omstandigheden

De politiemedewerker in kwestie is in 1972 in dienst getreden van de politie. Vanwege een aantal nare incidenten is hij vanaf januari 1997 arbeidsongeschikt. In zowel 1999 als 2006 is de politiemedewerker gediagnosticeerd met PTSS. Deze diagnose is vervolgens in 2018 bevestigd. De korpschef heeft de politiemedewerker op 1 februari 2000 eervol ontslag verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. 

De vastgestelde PTSS is na verzoek van 3 oktober 2017 op 19 september 2018 door de korpschef erkend als beroepsziekte. Het verzoek de PTSS te erkennen als beroepsziekte hield ook een verzoek tot toekenning van smartengeld in. Bij besluit van 6 mei 2021 is dit verzoek afgewezen, nu de aansprak hierop volgens de korpschef was verjaard. Ook het verzoek tot toepassing van de Coulanceregeling is afgewezen, omdat de te late melding niet verschoonbaar werd geacht. Het bezwaar dat de politiemedewerker hiertegen aantekende, werd op 7 december 2021 ongegrond verklaard.

Oordeel rechtbank

Eerder al sprak de rechtbank zich uit over deze kwestie en oordeelde dat uit de beschikbare medische stukken volgde dat er sprake was van vermijdingsklachten, waarbij niet gebleken is dat die klachten niet in de weg stonden aan het tijdig bekend raken met de Coulanceregeling. Verder waren er voor de korpschef voldoende aanknopingspunten om de politiemedewerker actief te informeren over het bestaan van de Coulanceregeling. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. Ter uitvoering van deze uitspraak heeft de korpschef op 30 januari 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.

Oordeel Centrale Raad van Beroep

De Centrale Raad van Beroep houdt er echter een ander oordeel over de termijnoverschrijding op na. De Coulanceregeling beoogt te voorzien in een redelijke compensatie voor ex-politiemedewerkers van wie de aanspraak op smartengeld is verjaard. Om in aanmerking te komen voor deze Coulanceregeling konden (ex)politiemedewerkers zich uiterlijk tot 31 december 2014 melden bij het Meldpunt PTSS Politie, welke termijn informeel is opgerekt tot 1 april 2015. Uit de stukken is gebleken dat de politiemedewerker zich in september 2017 heeft gemeld bij Meldpunt PTSS Politie.

Van een verschoonbare termijnoverschrijding kan worden gesproken als (voormalig) politiemedewerkers kunnen aantonen dat zij redelijkerwijs geen kennis hadden van het coulancebeleid. Alhoewel uit het intakegesprek en psychologisch onderzoek PTSS gerelateerde (vermijdings)klachten blijken, is de Raad van oordeel dat hiermee niet is aangetoond dat de politiemedewerker redelijkerwijs geen kennis had van de Coulanceregeling. Daarbij weegt de Raad mee dat de politiemedewerker in 2006 contact heeft gezocht met de politieorganisatie om een Topzorgprogramma te volgen, hij zijn abonnement op het vakbondsblad nooit heeft opgezegd en dat hij heeft deelgenomen aan een zeildag met ex-collega’s. Hieruit blijkt niet dat sprake is van het vermijden van de politieorganisatie. Ook volgt de Raad de politiemedewerker niet in zijn standpunt dat de korpschef hem actief had moeten informeren over de Coulanceregeling en dit verwijtbaar heeft nagelaten. Het (eenmalige) contact tussen de politiemedewerker en de maatschappelijk werker van de politie in 2006 is hiervoor onvoldoende.

De Raad verklaart het beroep tegen het besluit van 7 december 2021 ongegrond en vernietigt de nieuwe beslissing op bezwaar van 30 januari 2023. Het bestreden besluit van 7 december 2021 blijft daarmee dus in stand.