Zelfstandige of werknemer? De eerste uitspraak na het Uber-arrest van de Hoge Raad!

Op 14 maart 2025 heeft de kantonrechter in Rotterdam een uitspraak gedaan over de arbeidsrelatie van een bedrijfsleider van een pannenkoekenrestaurant. De vraag was of er sprake was van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht (ECLI:NL:RBROT:2025:2692). Dit is de eerste uitspraak na het recente Uber-arrest van de Hoge Raad.

De feiten in het kort

De zaak gaat over een bedrijfsleider die een aantal maanden heeft gewerkt in een pannenkoekenrestaurant. In een gesprek in oktober 2024 wordt de bedrijfsleider ervan beticht dat hij geld zou hebben gestolen. In datzelfde gesprek wordt hem verteld dat hij moet ‘wegwezen en nooit meer hoeft terug te komen’. Het pannenkoekenrestaurant heeft vervolgens enkele dagen later aan de bedrijfsleider per e-mail bevestigd dat de samenwerking wegens ‘ernstige verdenkingen van diefstal’ per direct is beëindigd.

De bedrijfsleider verzoekt in deze zaak om betaling van een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding en betaling van achterstallig loon. Het pannenkoekenrestaurant is van mening dat de verzoeken van de bedrijfsleider moeten worden afgewezen en heeft daarbij een aantal tegenvorderingen ingediend.

Oordeel kantonrechter: bedrijfsleider is zelfstandige

De vraag die in deze zaak onder andere wordt beantwoord, is de vraag of de rechtsverhouding tussen de bedrijfsleider en het pannenkoekenrestaurant een overeenkomst van opdracht of een arbeidsovereenkomst is. De kantonrechter beantwoordt deze vraag aan de hand van de negen gezichtspunten die volgen uit het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad en acht de volgende omstandigheden van belang.

a.    De bedrijfsleider heeft in de periode dat hij werkzaam was voor het pannenkoekenrestaurant gemiddeld 38 uur per week gewerkt. De bedrijfsleider verrichtte voor een deel gelijksoortige werkzaamheden als de andere medewerkers, zoals kassawerkzaamheden. Verder is de rechtsverhouding voor één jaar aangegaan, ondanks dat de bedrijfsleider de overeenkomst zelf niet had ondertekend.

b.    De werktijden van de bedrijfsleider hingen samen met de openingstijden van het pannenkoekenrestaurant en werden door het restaurant bepaald. Ook gaf het restaurant de bedrijfsleider steeds gedetailleerde instructies over de werkzaamheden die de bedrijfsleider moest verrichten en de wijze waarop hij dat moest doen. Ook hebben partijen als richtlijn afgesproken dat de bedrijfsleider 36 tot 40 uur per week werkzaam zou zijn. Dit alles wijst volgens de kantonrechter richting een arbeidsovereenkomst.

c.    De bedrijfsleider verrichtte feitelijk voor een deel gelijksoortige werkzaamheden. Daarnaast heeft het pannenkoekenrestaurant de bedrijfsleider bedrijfskleding verstrekt, die hij af en toe droeg. Ook werd de functie van de bedrijfsleider, wanneer hij niet werkte, vervuld door een collega die in loondienst is. Volgens de kantonrechter wijst dit alles erop dat de werkzaamheden van de bedrijfsleider waren ingebed in de organisatie en bedrijfsvoering van het pannenkoekenrestaurant. Daar staat tegenover dat de bedrijfsleider niet gebonden was aan de binnen het pannenkoekenrestaurant geldende (verlof)regelingen. Ook hebben er geen functioneringsgesprekken plaatsgevonden. Vanuit dat oogpunt was de bedrijfsleider volgens de kantonrechter dus niet in de organisatie ingebed.

d.    De bedrijfsleider moest de arbeid persoonlijk verrichten en mocht zich dus niet laten vervangen. Dit wijst volgens de kantonrechter in de richting van een arbeidsovereenkomst.

e.    De bedrijfsleider had – anders dan het restaurant – de wens om een overeenkomst van opdracht aan te gaan, waarbij hij een modelovereenkomst aanleverde die hij vaker gebruikte. Partijen zijn op basis daarvan vervolgens gaan samenwerken. Dit duidt volgens de kantonrechter op een overeenkomst van opdracht.

f.    Partijen hadden een uurtarief van € 30,- exclusief btw afgesproken. De bedrijfsleider factureerde wekelijks de door hem gewerkte uren, waarbij hij ook 21% in rekening bracht. Het pannenkoekenrestaurant heeft deze facturen betaald en geen loonbelasting ingehouden of loonstroken verstrekt. Dit is volgens de kantonrechter een sterke aanwijzing voor het aannemen van een overeenkomst van opdracht.

g.    De bedrijfsleider zou als werknemer niet dezelfde beloning ontvangen. Dit wijst volgens de kantonrechter op een overeenkomst van opdracht.

h.    In de overeenkomst van opdracht is opgenomen dat de bedrijfsleider een beroeps- en/of aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten. Dit heeft de bedrijfsleider bevestigd. Volgens de kantonrechter wijst dit op een overeenkomst van opdracht.

i.    De bedrijfsleider staat al vanaf 2017 ingeschreven in het handelsregister als eenmanszaak. Deze handelsnaam is ook opgenomen in de overeenkomst van opdracht. Ten slotte werkt de bedrijfsleider om hem moverende redenen soms als zelfstandige en soms als werknemer. Dit duidt er volgens de kantonrechter op dat de bedrijfsleider zich in het economisch verkeer als ondernemer kan gedragen.

Na een holistische weging van bovenstaande omstandigheden komt de kantonrechter tot de conclusie dat de overeenkomst die tussen de bedrijfsleider en het pannenkoekenrestaurant bestond, geen arbeidsovereenkomst is. Volgens de kantonrechter hebben zij bij de inrichting van de overeenkomst en de wijze waarop zij aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven, zich meer als opdrachtgever en opdrachtnemer gedragen. De kantonrechter wijst de verzochte vergoedingen en betalingen van de bedrijfsleider af.