Erkenning beroepsziekte
Werkneemster was sinds 1994 werkzaam voor de politie en sinds 2019 in de functie van teamchef. In mei 2019 werd de werkneemster via sociale media gewezen op omstandigheden bij de politie en de wijze waarop deze werden opgepakt. Hierdoor ontstond een arbeidsconflict tussen de werkneemster en haar werkgever, de politie.
Op 18 juni 2020 heeft de werkneemster zich ziekgemeld, waarbij zij heeft aangegeven dat haar klachten voortkwamen uit de onterechte aanvallen op haar op het werk, onterechte aannames en veronderstellingen, intimidatie, leugens, smaad en laster en pogingen van haar werkgever om haar in de media in een kwaad daglicht te stellen.
Bij brief van 11 december 2020 heeft werkneemster haar werkgever verzocht om erkenning van haar beroepsziekte. De bedrijfsarts adviseert op 5 januari 2021 dat er sprake is van een beroepsziekte.
Standpunt werkgever
Volgens de werkgever is de werkneemster weliswaar degene die de betrokken leidinggevende heeft geïnformeerd over de misstanden, maar deze leidinggevende viel niet onder de verantwoordelijkheid van de werkneemster. De werkneemster was dus niet betrokken bij de verdere afhandeling van de melding. Ook is het gebruik van sociale media (de manier waarop de melding ter sprake kwam) geen onderdeel van de aan de werkneemster opgedragen werkzaamheden dan wel een bijzondere werkomstandigheid waaronder de werkneemster heeft moeten werken.
Bij besluit van 18 februari 2021 heeft de politie de werkneemster eervol ontslagen vanwege een verstoorde arbeidsrelatie. De rechtbank heeft in de ontslaguitspraak van 2022 geconcludeerd dat zij alles overziend geen grond ziet voor het oordeel dat sprake is van een overwegend aandeel van de politie in het ontstaan en voortbestaan van de verstoorde arbeidsverhouding. Daarmee is volgens de werkgever ook niet voldaan aan het criterium voor beroepsziekte uit artikel 1, aanhef en onder y, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
Oordeel rechtbank
De centrale vraag in deze zaak is of er sprake is van een beroepsziekte.
Hoewel de rechtbank aanneemt dat een arbeidsconflict mentaal ingrijpend is voor een werknemer, moeten de voor het aannemen van een beroepsziekte redengevende omstandigheden dusdanig objectief uitzonderlijk zijn dat het voor elke redelijk oordelende derde duidelijk is dat deze omstandigheden de ziekte (in overwegende mate) hebben veroorzaakt. Daarnaast moeten deze buitensporige, redengevende omstandigheden voldoende worden onderbouwd met feitelijke en toetsbare gegevens.
De werkneemster heeft dit onvoldoende duidelijk gemaakt, aldus de rechter. Het had op de weg van de werknemer gelegen om de omstandigheden die zij schetst en als buitensporig typeert, met concrete informatie te onderbouwen. Alleen dan kan het bestuursorgaan, en de rechtbank in beroep, toekomen aan de vraag of die omstandigheden objectief gezien buitensporig zijn.
De rechtbank oordeelt dat het betoog van de werkneemster over een proces van ontmenselijking niet voldoet aan de buitensporigheidseis, omdat het ontbreekt aan concrete en objectieve onderbouwing.