Finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst: illusie of werkelijkheid?
De vaststellingsovereenkomst met het finaal kwijtingsbeding is ondertekend. Partijen hebben, met uitzondering van de in de overeenkomst vastgelegde voorwaarden, niets meer van elkaar te vorderen. Correct? De definitie van het woord ‘finaal’ zou het doen geloven. Uit de praktijk blijkt echter dat de rechter zich met enige regelmaat buigt over de reikwijdte van het finaal kwijtingsbeding. Het beding levert een bron van nieuwe discussies tussen partijen op. In hoeverre is het finaal kwijtingsbeding in een vaststellingsovereenkomst daadwerkelijk finaal? En welke aspecten spelen hierbij een rol?
Geslaagd beroep op het finaal kwijtingsbeding
Om met succes een beroep te kunnen doen op een beding in de vaststellingsovereenkomst, waarin partijen elkaar over en weer finale kwijting verlenen, zal duidelijk moeten zijn wat precies wel en niet onder het beding valt. Het Hof ’s-Hertogenbosch honoreert in zijn uitspraak van 24 april 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:1744) het beroep van een werknemer op het finaal kwijtingsbeding ten aanzien van verrichte nevenactiviteiten. Partijen hebben elkaar algehele en finale kwijting verleend ten aanzien van al hetgeen zij uit hoofde van de arbeidsovereenkomst en/of ter zake van de beëindiging daarvan te vorderen mochten hebben, dan wel te vorderen mochten krijgen. In het beding is slechts een uitzondering gemaakt op het relatie- en geheimhoudingsbeding, niet op het verbod op nevenactiviteiten. Het Hof acht de gebondenheid van de werkgever aan de vaststellingsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Daarbij speelt een rol dat de werkgever een professionele partij is en de, met de nevenactiviteiten, geworven omzet van de (ex) werknemer relatief laag is.
Ook bij de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2012:BX7588) en het Hof Arnhem (JAR 2013/11) slaagt een beroep van de werknemer op de beperkte toepassing van de finale kwijting. In geen van beide zaken waren de ingestelde vorderingen (aangaande optierechten en loon) van werknemer ter sprake geweest en schijnbaar bewust buiten de beëindigingsonderhandelingen gehouden. De werknemer hoefde daarom niet te verwachten dat de door hem ingestelde vordering onder de finale kwijting was begrepen en kon zijn recht op de vorderingen alsnog uitoefenen.
De werknemer die na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst uitbetaling van de niet-genoten verlofuren vorderde, kreeg nul op rekest bij de kantontrechter Utrecht (ECL:NL:RBMNE:2015:1260). Het beroep van de werkgever op het finaal kwijtingsbeding was succesvol. In deze kwestie is van belang dat partijen onderhandeld hadden over alle essentiële aspecten rondom de beëindiging, dat de werknemer werd bijgestaan door een jurist en het niet ongebruikelijk is dat een werknemer wordt vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden waarbij de eventueel openstaande verlofuren geacht worden te zijn opgenomen. Kortom, de werkgever mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de werknemer zijn aanspraak op uitbetaling van het verlofsaldo had laten varen.
Beroep op finaal kwijtingsbeding slaagt niet
In de volgende zaak wordt het beroep van de werknemer op het finaal kwijtingsbeding niet gehonoreerd. Nadat de vaststellingsovereenkomst gesloten was, kwam aan het licht dat de werknemer gedurende zijn dienstverband jarenlang had gefraudeerd. Het Hof Amsterdam oordeelt in zijn uitspraak van 8 mei 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:1641) dat de aansprakelijkheid van de werknemer jegens zijn werkgever voor fraude niet valt onder de reikwijdte van het finaal kwijtingsbeding. Uit de vaststellingsovereenkomst kon niet worden afgeleid dat partijen beoogden een dergelijk geschil te voorkomen of te beëindigen. Ook is niet gebleken dat de vermoedens van fraude voor of tijdens het sluiten van de vaststellingsovereenkomst zijn besproken, of dat de mogelijke aansprakelijkheid voor fraude een geschilpunt was geweest alvorens de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen. Naar het oordeel van het Hof Amsterdam mocht de werknemer er dus niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat de werkgever met de finale kwijting bereid was afstand te doen van haar vorderingsrechten rondom fraude.
Aandachtspunten
Om discussie over de reikwijdte van het finaal kwijtingsbeding te voorkomen, doen werkgever en werknemer er goed aan om over zoveel mogelijk relevante onderwerpen afspraken te maken in de vaststellingsovereenkomst. Van belang daarbij is dat:
- een uitgebreide en gespecificeerde considerans wordt opgenomen waaruit de achterliggende bedoelingen en overwegingen van partijen blijken;
- de in de overeenkomst opgenomen aanspraken worden gespecificeerd (dus niet alleen dat de werknemer aanspraak heeft op een vergoeding, maar ook de hoogte van deze vergoeding);
- de finale kwijting zo zorgvuldig mogelijk wordt geformuleerd. Op die manier is duidelijk welke onderwerpen zijn besproken en derhalve onderdeel vormen van de finale kwijting.
Conclusie
Indien partijen – al dan niet bewust – nalaten een relevant onderwerp te bespreken en in de vaststellingsovereenkomst vast te leggen, valt het onderwerp in beginsel buiten de finale kwijting. Uit rechtspraak blijkt dat ook relevant is of degene die zich op het beding beroept door een jurist is bijgestaan dan wel zelf te beschouwen is als een professionele contractpartij. De omvang van de ontstane schade en de aard en ernst van het handelen kunnen eveneens een rol spelen.