Handhaving van noodverordeningen
De voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s hebben inmiddels allemaal noodverordeningen afgekondigd, ter uitvoering van de besluiten van de Minister voor Medische Zorg in verband met de coronacrisis. Hoe kan de naleving van die noodverordeningen worden afgedwongen, bijvoorbeeld als een horecaondernemer zijn café toch geopend houdt? Hieronder een schets van de mogelijkheden die verschillende bestuursorganen ter beschikking staan.
1. Last onder bestuursdwang en last onder dwangsom
Normaal gesproken beschikt een burgemeester op grond van artikel 125 van de Gemeentewet over de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang (en gelet op de Algemene wet bestuursrecht daarom ook een last onder dwangsom) ter handhaving van een noodverordening die hij zelf heeft vastgesteld. In geval van een bovenlokale ramp of crisis, zoals nu tijdens de coronacrisis, gaan diverse bevoegdheden van de lokale burgemeester over op de voorzitter van de veiligheidsregio, waaronder de bevoegdheid noodverordeningen vast te stellen (artikel 39 Wet veiligheidsregio’s). De bevoegdheid een last onder bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom op te leggen, wordt in artikel 39 echter niet genoemd. Dat zou betekenen dat het voor de voorzitter van de veiligheidsregio niet mogelijk is ter handhaving van de noodverordening een last op te leggen. De lokale burgemeester is daartoe niet bevoegd, omdat hij alleen ten aanzien van de door hem vastgestelde noodverordeningen een last onder bestuursdwang op kan leggen. Het kan niet de bedoeling zijn geweest een leemte op dit punt te laten ontstaan; daarom is de lijn van het ministerie van Justitie en Veiligheid, dat de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom ook moet worden verondersteld overgedragen te zijn aan de voorzitter van de veiligheidsregio. We gaan er daarom vanuit dat de voorzitter van een veiligheidsregio een noodverordening die verband houdt met de coronacrisis kan handhaven door een last op te leggen.
Indien gekozen wordt voor bestuursrechtelijke handhaving, kan de voorzitter voorafgaand aan het inschakelen van de politie een (preventieve) last onder dwangsom opleggen en bij voortzetting van de overtreding bestuursdwang toepassen (bijvoorbeeld sluiten en gesloten houden én feitelijk dichtspijkeren). Pas indien toepassing van deze bevoegdheden geen effect heeft, kan de voorzitter de politie inschakelen ter effectuering van de last onder bestuursdwang dan wel ter handhaving van de noodverordening.
2. Feitelijke handhaving met behulp van fysieke maatregelen
De noodverordeningsbevoegdheid maakt deel uit van het systeem van de onmiddellijke handhaving van de openbare orde als bedoeld in artikel 5:23 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het doel van dit artikel is om de onmiddellijke handhaving van de openbare orde te faciliteren. Gezien de spoedeisendheid heeft dit tot gevolg dat de waarborgen van afdeling 5.3 van de Awb niet van toepassing zijn.
Onmiddellijke handhaving is de feitelijke dan wel daadwerkelijke handhaving van de openbare orde door de politie onder leiding van de burgemeester. De bevoegdheid van de politie om op deze wijze het recht te handhaven volgt uit de Politiewet (artikelen 3 en 7). Op grond van deze bevoegdheid mag de politie een café fysiek sluiten als dat in strijd met het verbod toch open is. Ook kan de politie een verbod het strand te betreden handhaven door iedereen fysiek van het strand te verwijderen en het strand vervolgens af te zetten. Bij herhaalde overtreding volgt eventueel een noodbevel (artikel 175 Gemeentewet jo. artikel 39 Wet veiligheidsregio’s). Daarbij kan een pand bijvoorbeeld gesloten en vergrendeld worden tot een bepaalde datum. Een noodbevel op basis van artikel 175 Gemeentewet biedt het voordeel dat daarbij indien noodzakelijk kan worden afgeweken van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften.
3. Uitschrijven proces-verbaal door opsporingsambtenaren
Een andere mogelijkheid om de noodverordening te handhaven is het uitschrijven van een proces-verbaal door opsporingsambtenaren wegens overtreding van artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van dit artikel kan degene die een algemeen voorschrift van politie, krachtens de Gemeentewet in buitengewone omstandigheden door de burgemeester, de voorzitter van de veiligheidsregio of de commissaris van de Koning in de provincie uitgevaardigd en afgekondigd, overtreedt, worden gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van € 4.350,-. Overtreding van de noodverordening is dus een strafbaar feit. Het Openbaar Ministerie - in de persoon van de officier van justitie - kan hiervoor een strafbeschikking opleggen. Een uitspraak van de strafrechter hoeft dus niet te worden afgewacht.
Tips voor de praktijk
- De handhaving van de noodverordening richt zich op de eigenaar/exploitant en in beginsel niet op personeel en/of de gasten. Eenieder is wel verplicht om mee te werken aan toezicht en handhaving en moet zich houden aan de noodverordening voor zover die zich tot publiek richt.
- De handhaving is in eerste instantie niet gericht op aanhouding, maar op het beëindigen van de overtreding. Een overtreding van de noodverordening is wel een strafbaar feit (artikel 443 Wetboek van Strafrecht).
- Indien gekozen wordt voor bestuursrechtelijke handhaving kan de voorzitter van de Veiligheidsregio voorafgaand aan het inschakelen van de politie een preventieve last onder dwangsom opleggen en bij voortzetting van de overtreding bestuursdwang toepassen.