De (intrekking van de) akte van opsporingsbevoegdheid (deel 2)
Geschreven door: mr. Lysette van Haren
In de publicatie ‘De rechtspositie van de buitengewoon opsporingsambtenaar’ is aan bod gekomen waar een boa over moet beschikken voordat diegene werkzaamheden kan gaan verrichten als boa. Boa’s dienen (onder andere) te beschikken over een titel van opsporingsbevoegdheid. Deze titel wordt verkregen door de akte van opsporingsbevoegdheid. Het kan in de praktijk voorkomen dat deze door de minister van Justitie en veiligheid of de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt ingetrokken. In deze publicatie gaan wij daar nader op in.
Toezicht op boa’s
Hoewel boa’s toezicht houden en verantwoordelijk zijn voor de (strafrechtelijke) handhaving van de lokale veiligheid, leefbaarheid en de naleving van regels, houden de toezichthouder (hoofdofficier van justitie) en de direct toezichthouder (korpschef van de Nationale Politie of de commandant van de Koninklijke Marechaussee) toezicht op de boa’s.
De toezichthouder ziet er op toe dat de boa zijn taak bij de opsporing naar behoren vervult en zijn bevoegdheden op een juiste wijze uitoefent. De direct toezichthouder houdt dagelijks toezicht op de juiste uitoefening van bevoegdheden en een goede samenwerking met de politie. Daarnaast ziet de direct toezichthouder er op toe dat de werkgever de gewenste inlichtingen aan hem verstrekt en ongevraagd mededeling doet van hetgeen voor het uitoefenen van het toezicht van belang kan zijn.
Intrekken van de akte van opsporingsbevoegdheid: toetst de bestuursrechter in beroep terughoudend?
Een akte van opsporingsbevoegdheid kan op aanvraag van de werkgever of indien die opsporingsbevoegdheid niet meer noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van de desbetreffende persoon worden ingetrokken door degene die de akte van opsporingsbevoegdheid heeft verleend (artikel 8 Besluit). Zoals wij in de publicatie ‘De rechtspositie van de buitengewoon opsporingsambtenaar’ al bespraken wordt de akte van opsporingsbevoegdheid door of namens de minister van Justitie en Veiligheid of staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verleend (artikel 18 Besluit).
Het intrekken van de akte van opsporingsbevoegdheid is een besluit in de zin van de Awb en vatbaar voor bezwaar en beroep. Ruim drie jaar geleden heeft de rechtbank Rotterdam zich uitgelaten over de vraag op welke wijze de rechtbank in beroep het besluit om de akte van opsporingsbevoegdheid in te trekken mag toetsen (zie Rb. Rotterdam 27 juni 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:5087).
In deze zaak was de akte van opsporingsbevoegdheid van een boa die als stadswacht werkzaam was bij de gemeente Vlaardingen ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: staatssecretaris). De aanleiding voor de intrekking was dat zowel de direct toezichthouder, als de toezichthouder van mening waren dat de boa niet meer beschikte over de benodigde betrouwbaarheid voor de uitvoering van de opsporingsactiviteiten, waarna zij de gemeente hebben geadviseerd de opsporingsbevoegdheid in te laten trekken. De boa had namelijk onder invloed van alcohol gereden, wilde vervolgens zijn identiteitsbewijs niet tonen en had zich ontoelaatbaar gedragen, onder meer door zich fysiek te verzetten tegen collega-opsporingsambtenaren. Na zijn vrijlating reed hij opnieuw onder invloed.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de gemeente in redelijkheid heeft kunnen vaststellen dat de boa niet meer voldoet aan de eis van betrouwbaarheid en op die grond de opsporingsbevoegdheid heeft kunnen laten intrekken. De rechtbank oordeelt dat ‘betrouwbaarheid’ en ‘van onbesproken gedrag’ begrippen zijn waaraan de staatssecretaris nadere invulling dient te geven. De rechtbank dient derhalve de door de staatssecretaris gegeven invulling van die begrippen terughoudend te toetsen. De rechtbank volgt de boa niet in zijn standpunt dat de vraag of hij van onbesproken gedrag is alleen kan worden beantwoord op basis van feiten die zijn ontstaan na de verlenging van zijn opsporingsbevoegdheid in 2012. De staatssecretaris heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat de door de boa in 2008 en 2012 gepleegde strafbare feiten - naast de hem verweten ontoelaatbare gedragingen op 19 oktober 2016, de naar aanleiding hiervan opgelegde strafbeschikking en het advies van de hoofdofficier en de korpschef - dienden te worden betrokken bij het besluit tot de intrekking van zijn opsporingsbevoegdheid.
Afsluiting
In deze publicatie stond het intrekken van de akte van opsporingsbevoegdheid door of namens de minister van Justitie en Veiligheid of de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid centraal. Deze publicatie behoort tot een publicatiereeks. In de volgende publicatie gaan wij nader in op de gevolgen voor het dienstverband van de boa door de intrekking van de akte van opsporingsbevoegdheid en leggen wij de verschillen in de rechtspraak tussen boa’s die (nog) onder het ambtenarenrecht vallen en boa’s die onder het arbeidsrecht vallen bloot.
Heeft u vragen over de rechtspositie van boa’s of de verlening dan wel intrekking van de akte van opsporingsbevoegdheid, neem dan contact op met Vijverberg Advocaten en Adviseurs. Daarnaast kunnen wij uw organisatie (onder meer) ondersteunen bij het maken van beleid, specifiek gericht op boa’s en bijstaan in zowel bestuursrechtelijke, ambtenarenrechtelijke en arbeidsrechtelijke procedures.