RVU staat voor Regeling Vervroegd Uittreden. Vanaf 1 januari 2021 zijn er met de komst van de RVU-vrijstelling meer mogelijkheden. De RVU-vrijstelling is uitgewerkt in het wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Als het wetsvoorstel daadwerkelijk wordt aangenomen - dat is wel de verwachting - dan is een werkgever tijdelijk en onder bepaalde voorwaarden vanaf 1 januari 2021 de 52%-heffing niet verschuldigd bij vertrekregelingen met oudere werknemers. Wat houdt de RVU-mogelijkheid op basis van het wetsvoorstel precies in? Is de RVU-vrijstelling bijvoorbeeld een instrument om in te zetten bij een reorganisatie? Op die vragen wordt in deze publicatie antwoord gegeven.
RVU: huidige situatie
Van een Regeling Vervroegd Uittreden (RVU) is volgens fiscale wetgeving sprake als een ontslagregeling (nagenoeg) uitsluitend ertoe strekt om werknemers van 55 jaar of ouder financieel in staat te stellen om de periode vanaf uitdiensttreding tot de ingangsdatum van de AOW of de (vroeg)pensioendatum te overbruggen. In dat geval is de werkgever een heffing van 52% over de periodieke uitkering of ontslagvergoeding verschuldigd. De belastinginspecteur beslist hierover.
Niet alle ontslagsituaties zullen worden aangemerkt als RVU. Bijvoorbeeld omdat de individuele vertrekregeling niet leeftijdgerelateerd is en dus met een ander doel wordt toegekend. Voorbeelden hiervan zijn ontslaggronden zoals disfunctioneren, onenigheid/verschil van inzicht over het te voeren beleid of onverenigbaarheid van karakter. Deze ‘ontslaggronden’ zullen door de werkgever moeten/kunnen worden aangetoond. Dit zal moeten blijken uit het dossier. Daarnaast heeft de Hoge Raad in 2018 geoordeeld dat voor de vraag of een sociaal plan kwalificeert als RVU, de feitelijke uitstroom geen rol speelt. Tevens bevestigt de Hoge Raad dat voor de RVU-beoordeling een vrijwillige vertrekregeling in het sociaal plan niet relevant is zolang deze niet alleen voor oudere werknemers openstaat.
Indien echter wel sprake is van leeftijdgerelateerd ontslag, dan moet aan de hand van de zogenaamde 70%-toets worden beoordeeld of al dan niet sprake is van een RVU: Volgens deze toets is een vertrekregeling geen RVU wanneer met de ontslagvergoeding een fictieve periodieke uitkering wordt berekend die niet hoger is dan 70% van het (laatstgenoten) reguliere jaarloon.
De vertrekregeling kan vooraf ter toetsing aan de Belastingdienst worden voorgelegd. Op basis van de wet kan de inspecteur namelijk op verzoek van de werkgever bij een voor bezwaar vatbare beschikking beslissen of een regeling een RVU is of niet.
RVU vanaf 1 januari 2021: RVU-vrijstelling
De RVU-vrijstelling - onderdeel van het pensioenakkoord - biedt werkgevers en werknemers tijdelijk de mogelijkheid afspraken te maken over eerder stoppen met werken, zonder dat de regeling als een RVU wordt aangemerkt. Het risico op een RVU-heffing van 52% is dan nihil. Voor deze vrijstelling gelden de volgende voorwaarden en uitgangspunten:
- De regeling om eerder te stoppen met werken heeft betrekking op werknemers die binnen drie jaar hun AOW-gerechtigde leeftijd bereiken.
- Er geldt een maximum bedrag (bruto) voor de heffing. De hoogte van de jaarlijkse vrijstelling is gelijk aan de jaarlijkse netto AOW.
- Als het bedrag van de vertrekregeling hoger is dan de RVU-vrijstelling dan is over het ‘meerdere’ een RVU-heffing verschuldigd.
De voorgestelde vrijstelling van de RVU-heffing geldt voor een periode van vijf jaar: de regeling is van toepassing in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025. Als de werkgever bijvoorbeeld op 1 februari 2025 een regeling overeenkomt waarbij de werknemer periodiek – bijvoorbeeld maandelijks – gedurende drie jaar een uitkering ontvangt, dan is die regeling met ingang van 1 januari 2026 niet langer vrijgesteld van RVU- heffing. Voor de vrijstelling is vereist dat alle betalingen in het kader van de RVU-vrijstelling voor 31 december 2025 zijn gedaan.
De RVU-vrijstelling betekent dat werkgevers er goed aan doen om alvast na te denken over een uitwerking van de regeling en de implementatie daarvan binnen de organisatie. De regeling kan bijvoorbeeld als vrijwillige vertrekregeling worden ingezet bij reorganisaties, in het kader van duurzame inzetbaarheid of om een andere reden.
Conclusie en tips
De komst van de RVU-vrijstelling per 1 januari 2021 biedt werkgevers ruimere mogelijkheden om financieel voordelig afscheid te nemen van een oudere werknemer dan nu het geval is. Om optimaal gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden adviseren we het volgende:
- Werk een RVU-regeling uit en implementeer deze nadat de wet is aangenomen. Neem daarbij zowel de organisatiestrategie als de bedrijfsorganisatorische situatie onder de loep.
- Maak inzichtelijk hoe groot de groep medewerkers is voor wie de oplopende AOW-gerechtigde leeftijd mogelijk een knelpunt gaat vormen en welke kosten en/of problemen dit eventueel met zich mee gaat brengen, zeker bij (aankomende) reorganisaties.
- Neem een (aankomende) reorganisatie mee in de besluitvorming. De tijdelijke RVU-vrijstelling biedt namelijk een goede basis voor het ontwerpen van een vrijwillige vertrekregeling, waarbij werkgevers - anders dan nu het geval is - uitsluitend oudere werknemers de mogelijkheid mogen bieden hiervan gebruik te maken.
Uiteraard is Vijverberg u graag van dienst bij het inzichtelijk maken van de hiervoor genoemde aspecten, het vormgeven van beleid en/of regelingen omtrent de RVU-vrijstelling en de implementatie daarvan. Een vertrekregeling met een oudere werknemer - waar het RVU-aspect bij komt kijken - blijft altijd maatwerk. Wij helpen u hier graag bij.