Gedeeltelijke transitievergoeding bij vermindering arbeidstijd
De werkgever is een transitievergoeding verschuldigd aan de werknemer indien de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever wordt beëindigd of niet wordt voortgezet én de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd. Hoe zit het dan als de werknemer structureel minder uren moet gaan werken wegens bijvoorbeeld gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid of bedrijfseconomische omstandigheden? Is de werkgever in die situaties ook een transitievergoeding verschuldigd? Onlangs, op 14 september 2018, heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1617) deze vraag bevestigend beantwoord: onder omstandigheden is de werkgever bij vermindering van de arbeidstijd een gedeeltelijke transitievergoeding verschuldigd. In deze publicatie leggen wij uit in welke situaties dit het geval is.
De casus
Een werknemer werkt sinds 22 september 1980 als lerares bij een Stichting voor bijzonder onderwijs. Met ingang van 15 november 2013 raakt zij arbeidsongeschikt. Twee jaar later vraagt de werknemer een uitkering aan op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), die haar per 16 november 2015 wordt toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 43,83%. Vervolgens beëindigt de school het dienstverband met de werknemer en krijgt zij een nieuw dienstverband voor 55% van de arbeidstijd. De werknemer stapt naar de rechter en verzoekt om toekenning van de transitievergoeding.
Wet kent geen gedeeltelijke beëindiging arbeidsovereenkomst
Van belang is dat het Burgerlijk Wetboek niet voorziet in de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst gedeeltelijk te beëindigen. Het is alles of niets; de arbeidsovereenkomst kan uitsluitend in haar geheel worden opgezegd of ontbonden. Uit het Burgerlijk Wetboek volgt dat de transitievergoeding alleen is verschuldigd als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. Een gedeeltelijke transitievergoeding in het geval van vermindering van de arbeidstijd kent de wet niet.
Transitievergoeding toch verschuldigd?
Een volledige transitievergoeding is in onderhavige casus niet verschuldigd, omdat de bestaande arbeidsovereenkomst in aangepaste vorm is voortgezet. De werknemer heeft immers een dienstverband voor 55% van de volledige werktijd. De vraag rijst dan of de werknemer recht heeft op een gedeeltelijke transitievergoeding.
Indien geen aanspraak zou bestaan op een gedeeltelijke transitievergoeding, dan leidt dit tot de situatie dat de werknemer bij een latere gehele beëindiging van de arbeidsovereenkomst een aanzienlijke lagere transitievergoeding ontvangt. Deze wordt dan immers gebaseerd op het laatstverdiende, lagere, salaris. Dit valt naar het oordeel van de Hoge Raad niet te rechtvaardigen. De transitievergoeding is bedoeld voor de transitie naar een andere baan en om de gevolgen van het ontslag te compenseren. De Hoge Raad overweegt dat de voortzetting van de bestaande arbeidsovereenkomst in aangepaste vorm (voor minder uren) erop neerkomt dat de bestaande arbeidsovereenkomst feitelijk gedeeltelijk is beëindigd. Om die reden is de Hoge Raad van oordeel dat de werkgever een transitievergoeding naar evenredigheid van de omvang van de beëindiging is verschuldigd.
Vermindering arbeidstijd: altijd recht op gedeeltelijke transitievergoeding?
Bij vermindering van de arbeidstijd is de werkgever niet in alle gevallen een gedeeltelijke transitievergoeding verschuldigd. De Hoge Raad geeft aan dat het moet gaan om bijzondere gevallen waarbij de werkgever door de omstandigheden wordt gedwongen over te gaan tot een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd van de werknemer. Denk daarbij aan:
- het gedeeltelijk vervallen van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden;
- blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer.
Daarnaast dient het te gaan om een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd van de werknemer. Met substantieel bedoelt de Hoge Raad dat het moet gaan om een vermindering van de arbeidstijd met ten minste 20%. Bij een structurele vermindering van de arbeidstijd gaat het om een vermindering die naar redelijke verwachting blijvend zal zijn.
Niet relevant hoe de arbeidstijd wordt verminderd
De Hoge Raad overweegt dat het niet uitmaakt hoe de vermindering van de arbeidstijd vorm wordt gegeven. In de volgende gevallen wordt de vermindering van de arbeidstijd gelijk gesteld met gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst waarbij een gedeeltelijke transitievergoeding is verschuldigd:
- algeheel ontslag, gevolgd door een nieuwe, aangepaste arbeidsovereenkomst;
- aanpassing van de arbeidsovereenkomst.
Compensatie transitievergoeding bij langdurige gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid?
In juli 2018 is zowel door de Tweede als de Eerste Kamer een wetsvoorstel aangenomen waarmee de transitievergoeding voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers wordt gecompenseerd. Werkgevers kunnen na de inwerkingtreding van deze wet een verzoek indienen bij het UWV tot compensatie van de transitievergoeding die is betaald wegens beëindiging van het dienstverband met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer.
Naar verwachting treedt deze wet in werking op 1 januari 2020 en heeft deze terugwerkende kracht tot 1 juli 2015.
Zie voor meer informatie over dit onderwerp de publicatie: Compensatie transitievergoeding zieke werknemers komt eraan!. Het is de vraag of deze compensatie ook geldt voor de hiervoor besproken gedeeltelijke transitievergoeding. Uit het wetsvoorstel volgt dat het dient te gaan om de transitievergoeding:
- die de werkgever is verschuldigd op grond van de wet; of
- die de werkgever verschuldigd zou zijn als de arbeidsovereenkomst die door middel van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd, door opzegging of ontbinding zou zijn beëindigd.
Bij een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd bestaat op grond van de wet strikt genomen geen recht op een transitievergoeding. De gehele arbeidsovereenkomst wordt immers niet beëindigd. Het is dan ook de vraag of, en zo ja, hoe deze compensatie in de praktijk invulling zal krijgen.
Conclusie
In bijzondere situaties waarin de arbeidstijd van de werknemer substantieel en structureel wordt verminderd, is feitelijk sprake van een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Denk daarbij aan vermindering van de arbeidstijd als gevolg van het gedeeltelijk vervallen van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden en blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat in dergelijke gevallen een transitievergoeding naar evenredigheid van de omvang van de beëindiging is verschuldigd.
In juli 2018 is een wetsvoorstel aangenomen waarmee de transitievergoeding gecompenseerd kan worden in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer. Het is de vraag of die compensatie ook geldt voor de in deze publicatie besproken gedeeltelijke transitievergoeding. De praktijk zal dit uit moeten wijzen.