De Centrale Raad van Beroep heeft in februari 2013 een ontslagformule geformuleerd voor de berekening van de extra ontslagvergoeding bij ontslag op andere gronden: de zogenaamde CRvB-formule. Deze formule kan gezien worden als de ambtenaarrechtelijke tegenhanger van de kantonrechtersformule die geldt in het civiele arbeidsrecht. CRvB-formule: ontslagvergoeding bij ontslag op andere gronden.
CRvB-formule bij ontslag op andere gronden
De CRvB-formule is alleen van toepassing bij een ontslag op andere gronden en geldt dus niet bij andere gronden van ontslag. Naast de (minimale) uitkeringsregeling (WW en bovenwettelijke uitkering; gemeenten: een "passende regeling”) kan de ambtenaar bij een ontslag op andere gronden aanspraak maken op een extra vergoeding als het bevoegd gezag een overwegend aandeel heeft gehad in het ontstaan en voortbestaan van de verstoorde relatie of als een uitkering op minimumniveau, gelet op de omstandigheden van het geval, niet redelijk kan worden geacht.
CRvB-formule: berekening
De formule van de Centrale Raad van Beroep kan als volgt worden samengevat:
A x B x C = hoogte van de extra ontslagvergoeding
A = het bruto maandsalaris (inclusief in ieder geval vakantietoeslag)
B = het aantal dienstjaren gedeeld door 2
C = de verwijtbaarheidsfactor
De verwijtbaarheidsfactor C is 0,5, 0,75, 1 of 0, afhankelijk van het aandeel dat het bestuursorgaan had in de verstoorde arbeidsrelatie. Dit wordt uitgedrukt in percentages:
Het aandeel van het bestuursorgaan in de verstoorde arbeidsrelatie is:
tot 51% factor C = 0
van 51 tot 65% factor C = 0,5
van 65 tot 80% factor C = 0,75
Van 80 tot 100% factor C = 1
Andere factoren
Voor het meewegen van andere factoren zoals kansen op de arbeidsmarkt (duur van de werkloosheid), gezondheidstoestand en reputatieschade ziet de Centrale Raad van Beroep in beginsel geen aanleiding. De Raad sluit echter niet uit dat de ambtenaar in voorkomende gevallen op andere wijze tegemoet moet worden gekomen, bijvoorbeeld door het faciliteren van outplacement. De kosten daarvan mogen echter niet worden afgetrokken van de berekende ontslagvergoeding. Ook wanneer de ambtenaar door maatregelen van de werkgever (bijvoorbeeld schorsing), tijdelijk niet werkzaam is geweest maar wel salaris heeft ontvangen, mag dat - uitzonderlijke omstandigheden daargelaten - niet leiden tot aftrek van de vergoeding.