De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) bepaalt dat een gemeenschappelijke regeling bepalingen moet bevatten omtrent uittreding. Uit de toelichting bij dit artikel blijkt dat het voldoende is als vastligt wat de procedure is bij uittreding van een van de deelnemers.
Bepalingen over uittreding
Zowel gemeenschappelijke regelingen voor onbepaalde tijd als gemeenschappelijke regelingen voor bepaalde tijd moeten regels bevatten over uittreding. Niet alleen de gevolgen van uittreding moeten worden vastgelegd, ook de voorwaarden waaronder een deelnemer kan uittreden moeten in de gemeenschappelijke regeling zelf zijn opgenomen. De bepalingen over uittreding omvatten in ieder geval bepalingen over de gevolgen voor het vermogen van de gemeenschappelijke regeling voor de deelnemende gemeenten.
In onze praktijk krijgen wij regelmatig te maken met vraagstukken over het uittreden uit de gemeenschappelijke regeling. Dit komt vaak doordat de bepalingen die daarover in de gemeenschappelijke regeling zijn opgenomen, niet duidelijk zijn of soms zo streng dat het niet mogelijk of reëel is om uit te treden.
Wie besluit tot uittreding?
De deelnemende bestuursorganen aan een gemeenschappelijke regeling nemen zelf het besluit tot uittreding. Het is niet geoorloofd om in een gemeenschappelijke regeling op te nemen dat het algemeen bestuur of de overige deelnemers toestemming moeten geven om uit te treden. Als sprake is van een ‘gemengde regeling’ waarbij zowel de colleges als de raden deelnemen in de gemeenschappelijke regeling, moeten beide bestuursorganen besluiten tot uittreding. Als sprake is van een collegeregeling, besluiten de colleges tot uittreding en is toestemming van de raden vereist.
De hoogte van de uittreedsom
Uittreding brengt uiteraard kosten voor de achterblijvers met zich mee en het is redelijk dat daar een bedrag tegenover staat: een uittreed- of uittredingssom om de schade die de uittreding veroorzaakt, te compenseren. Als de gemeenschappelijke regeling geen duidelijke bepaling bevat over de wijze waarop de uittredingssom moet worden berekend kan hierover veel discussie ontstaan. Daarom moeten in elk geval in de gemeenschappelijke regeling worden geregeld:
- de voorwaarden waaronder kan worden uitgetreden. Denk hierbij aan een opzegtermijn, een verbod om de eerste jaren na toetreding/treffen van de gemeenschappelijke regeling uit te treden, het besluitvormingsproces en andere procedurele afspraken, voorwaarden over het verplicht overnemen van personeel etc.;
- de gevolgen voor het vermogen van het samenwerkingsverband;
- de gevolgen voor het vermogen van de deelnemende gemeenten (zowel de uittreder als de overblijvende gemeenten).
Bij de vermogensrechtelijke gevolgen gaat het niet enkel om de financiële kant van de uittreding, maar ook om de overname van contracten (huurovereenkomsten, arbeidsovereenkomsten, inkoopcontracten e.d.).
Geschillenregeling
De Wgr kent een geschillenregeling voor geschillen tussen deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling of tussen een deelnemer en het bestuur van de gemeenschappelijke regeling over de uitvoering van de regeling. Deze geschillen worden voorgelegd aan Gedeputeerde Staten. Een geschil over de hoogte van een uittreedsom valt bij uitstek onder deze geschillenregeling. De regeling is een vorm van administratief beroep. Dit betekent dat geen plaats is voor toepassing van de bezwaarprocedure.
Vragen?
Wij kunnen u adviseren bij vragen als:
- welke kostenposten komen voor vergoeding in aanmerking? en
- welke overbruggingsperiode mag de gemeenschappelijke regeling hanteren bij het berekenen van de (toekomstige) schade en kan dit differentiëren per kostenpost?
Als een uittreedsom is vastgesteld door het algemeen bestuur die u niet reëel vindt, dan kunnen wij een contra-expertise uitbrengen. Hiervoor werken wij samen met een financieel deskundige van een accountantskantoor. Ook kunnen wij u bijstaan tijdens een geschilprocedure. Mail ons of bel: 079 - 3631919 voor meer informatie.