Privaatrecht of publiekrecht: doorkruisingsleer
Ter behartiging van publieke belangen zijn in wettelijke regelingen publiekrechtelijke bevoegdheden toegekend aan bestuursorganen. Daarnaast hebben overheden privaatrechtelijke bevoegdheden. Als privaatrechtelijke rechtspersonen sluiten bijvoorbeeld gemeenten huurovereenkomsten of overeenkomsten inzake aanschaf van bureaus, stoelen en computers.
De vraag is of een overheid altijd gebruik mag maken van haar privaatrechtelijke bevoegdheid? Welke keus moet een overheid maken als haar publiekrechtelijke bevoegdheden ter beschikking staan, maar diezelfde doelen ook bereikt kunnen worden via de privaatrechtelijke weg?
Een voorbeeld: Een gemeente is eigenaar van een parkeerterrein en op dit parkeerterrein wordt een woonwagen gezet zonder de benodigde vergunning. De gemeente heeft nu in beginsel de keuze tussen het opstarten van een civielrechtelijke procedure omdat er inbreuk is gemaakt op haar eigendomsrecht of het opleggen van een last onder dwangsom. De vraag is of het de overheid vrij staat om de keus te maken die haar het beste uitkomt of dat er bepaalde ‘spelregels’ gelden waar de overheid zich aan heeft te houden.
Doorkruisingsleer
Allereerst moet worden nagegaan of de publiekrechtelijke regeling zelf toestaat dat het privaatrecht wordt gebruikt. In bijvoorbeeld artikel 4:124 Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de wetgever nadrukkelijk vastgelegd dat de overheid ten aanzien van de invordering van geldschulden ook beschikt over de bevoegdheden die een schuldeiser op grond van het privaatrecht heeft. Bepaalt de wet niets over het gebruik van privaatrechtelijke bevoegdheden, dan gelden de criteria van de doorkruisingsleer die de Hoge Raad in het zogenaamde Windmill-arrest heeft geformuleerd.
De vraag is dan wat kan worden afgeleid uit:
- de inhoud en strekking van de betrokken regeling; en
- de wijze waarop en de mate waarin in het kader van die regeling de belangen van burgers zijn beschermd; en
- de vraag of de overheid door gebruikmaking van de publiekrechtelijke regeling een vergelijkbaar resultaat kan bereiken.
Aan de hand van deze drie criteria moet worden beoordeeld of de overheid haar publiekrechtelijke bevoegdheden moet gebruiken dan wel mag kiezen om privaatrechtelijke bevoegdheden te gebruiken. Dit is vaak niet eenvoudig te bepalen.
Heeft u vragen over de toepassing van deze criteria? Onze advocaten en adviseurs adviseren u graag.