Doorstaat de Wet tijdelijk huisverbod de rechterlijke toets?

Bestuursrecht

Op 1 januari 2009 is de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) in werking getreden. Deze wet biedt burgemeesters de mogelijkheid voor 10 dagen een huisverbod op te leggen aan degene van wie een dreiging van huiselijk geweld uitgaat. In de afgelopen maanden zijn verschillende gemeenten gestart met het toepassen van de wet. De rechter heeft zich ook al enkele malen over de door de burgemeesters genomen besluiten mogen buigen. Wat kunnen we alvast opsteken van de rechterlijke toets?

Inhoud en doelstelling Wth

De Wth verschaft de burgemeester een middel om preventief op te treden tegen huiselijk geweld. Als zich een dreiging van huiselijk geweld voordoet, kan de burgemeester degene van wie de dreiging uitgaat voor 10 dagen uit huis plaatsen. De 10 dagen gelden als afkoelingsperiode om (verdere) escalatie te voorkomen. Zodra het huisverbod is opgelegd, moet de uithuisgeplaatste zijn of haar sleutel afgeven en de woning onmiddellijk verlaten. Gedurende deze afkoelingsperiode mag de uithuisgeplaatste zich bovendien niet bevinden in de directe omgeving van de woning en mag hij of zij geen contact opnemen met de achterblijvers. De burgemeester kan het huisverbod verlengen tot ten hoogste 28 dagen na opleggen van het oorspronkelijke huisverbod als de dreiging zich voortzet. Maar de burgemeester kan het huisverbod ook tussentijds intrekken, bijvoorbeeld als de uithuisgeplaatste een aanbod tot hulpverlening aanvaardt.

Het huisverbod op grond van de Wth is bedoeld om in een noodsituatie escalatie, dus het plegen van huiselijk geweld, te voorkomen en hulp te bieden aan zowel de uithuisgeplaatste als de slachtoffers en achterblijvers in het gezin. Het is dan ook zaak het hulpverleningstraject zo snel mogelijk na het opleggen van het huisverbod te starten. Het huisverbod op grond van de Wth bestaat naast de mogelijkheden die het strafrecht biedt om plegers van huiselijk geweld een huisverbod op te leggen. Het verschil is dat de Wth de mogelijkheid biedt om preventief op te treden, terwijl een huisverbod op basis van het strafrecht pas wordt opgelegd als zich al huiselijk geweld heeft voorgedaan.

Rechterlijke toets

Algemeen

De uithuisgeplaatste, maar ook andere belanghebbenden, kunnen rechtstreeks in beroep gaan tegen het huisverbod bij de bestuursrechter. Er bestaat geen mogelijkheid tot het maken van bezwaar. Tegelijk met het beroep kan een voorlopige voorziening worden gevraagd. De voorzieningenrechter dient binnen drie dagen nadat het verzoek is ingediend, het verzoek ter zitting te behandelen. Met de grote spoed die deze procedure met zich brengt, dienen gemeenten goed rekening te houden.

Sinds het inwerkingtreden van de Wth op 1 januari 2009 zijn zeker 13 huisverboden beoordeeld door de voorzieningenrechter. In de Memorie van Toelichting is de voorkeur uitgesproken dat de voorzieningenrechter meteen uitspraak doet in de bodemprocedure, mede met het oog op het mogelijk ontbreken van enig belang bij de behandeling van het beroep als het huisverbod al is afgelopen. Dit doet de rechter dan ook in een ruime meerderheid van de onderzochte uitspraken. Opvallend is dat het steeds dezelfde rechtbank is die, ondanks de bij het wetsvoorstel uitgesproken voorkeur, niet gelijk met de voorlopige voorziening uitspraak doet in de bodemprocedure.

Rechtmatigheid handhaven huisverbod

Op grond van artikel 6, derde lid van de Wth beoordeelt de rechter niet alleen of het huisverbod terecht is opgelegd, maar ook of het handhaven van het huisverbod rechtmatig is. De rechter beoordeelt dus niet alleen de feiten en omstandigheden die zich voordeden ten tijde van de oplegging van het huisverbod, maar ook de omstandigheden die zich daarna hebben voorgedaan. Deze gegevens moet de vertegenwoordiger van de burgemeester ter zitting dan ook paraat hebben.

Reden voor de rechter om een rechtmatig opgelegd huisverbod alsnog te vernietigen, kan bijvoorbeeld zijn dat het slachtoffer overtreding van het huisverbod heeft uitgelokt en hierdoor zelf in verzekering is gesteld. Er is dan, volgens de rechtbank Almelo, geen reden voor voortzetting van het huisverbod (17-03-09, LJN BH 6210). De verklaring van de huisgenoten dat zij willen dat het huisverbod wordt opgeheven, hoeft geen reden te zijn voor de rechter om dit daadwerkelijk te doen. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat hulpverlening wordt geweigerd en geen feiten en omstandigheden zijn gebleken waaruit een afname van het dreigend gevaar kan worden geconcludeerd (rechtbank Almelo 13-03-09, LJN BH 6166). Hetzelfde geldt voor de situatie waarin het slachtoffer en achterblijvende gezinsleden een verklaring of aangifte intrekken maar op grond van het proces-verbaal en andere gegevens, zoals het voorkomen in het politieregistratiesysteem, voldoende aannemelijk is dat er sprake was en is van dreiging van geweld. Als het slachtoffer voor onbekende duur vertrokken is uit de woning, is dit bij ongewijzigde omstandigheden geen reden om intrekking van het huisverbod te rechtvaardigen (rechtbank Almelo, 11-03-09, LJN BH5951). Ook niet als de uithuisgeplaatste zijn bedrijf vanuit huis voerde en niet aannemelijk is dat hij dit niet vanuit een andere locatie kan voortzetten.

Een beroep van de uithuisgeplaatste op het feit dat het slachtoffer slechts tijdelijk woont in de betreffende woning slaagde niet omdat de wetgever ervoor heeft gekozen dat de persoon wiens aanwezigheid in de woning onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid, de woning dient te verlaten. Het slachtoffer en de overige bewoners mogen blijven, ongeacht de duur van de bewoning en de huurovereenkomst van de uithuisgeplaatste (rechtbank Roermond, 19-03-2009 LJN BH 9055).

De burgemeester zelf is niet gehouden tussentijds te onderzoeken of het huisverbod gehandhaafd dient te blijven (rechtbank Breda, 13-03-2009, LJN BH 6368). De burgemeester hoeft dit alleen te onderzoeken indien hij overweegt het huisverbod te verlengen. De intrekkingsbevoegdheid van artikel 2, negende lid van de Wth houdt dus niet een actieve onderzoeksplicht in gedurende de looptijd van het huisverbod. De bevoegdheid tot het verlengen van het huisverbod is bedoeld voor die gevallen waarin de dreiging tot huiselijk geweld niet is afgenomen. Het meewerken aan hulpverlening door de uithuisgeplaatste is hierin een belangrijke factor. Het al dan niet op gang komen van hulpverlening is niet doorslaggevend als de dreiging van geweld niet aannemelijk is. Als de hulpverlening door omstandigheden, zoals een inverzekeringstelling van de uithuisgeplaatste, nog niet op gang is gekomen, of als ter zitting blijkt dat de hulpverlening inmiddels is gestart, is er geen bevoegdheid tot verlenging. Ook een lopend onderzoek naar de schade aan de kinderen, is onvoldoende grond voor verlenging van het huisverbod.

Onderbouwing huisverbod

De rechter toetst volledig of sprake is van ernstig en onmiddellijk gevaar voor huiselijk geweld of een ernstig vermoeden daarvan. Ter onderbouwing van het huisverbod dienen voldoende feiten en gegevens te worden overgelegd, zodat de rechter kan toetsen of sprake is van geweld of het vermoeden van dreiging van geweld. Het Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld (hierna RiHG) alléén is hiervoor niet voldoende omdat dit instrument geen inzicht biedt in de achterliggende gebeurtenis, zoals bleek uit de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 31 maart 2009, LJN BI0661. In deze zaak konden de vertegenwoordigers van de burgemeester naast het RiHG ter zitting geen feiten en omstandigheden aanvoeren die tot het opleggen van het huisverbod hadden geleid. Het RiHG kan wel als één van de onderdelen van het bewijs dienen, tezamen met een proces-verbaal en zo nodig uitleg ter zitting. Overigens hoeft het RiHG niet verplicht met de beschikking te worden meegezonden omdat dit 'slechts' een toetsmiddel is. Wel dient het te worden meegezonden of achteraf te worden overgelegd als in de beschikking ter motivering wordt verwezen naar het RiHG, ondersteund door het proces-verbaal.

Schadevergoeding

Behalve het toetsen van de rechtmatigheid van het huisverbod kan ook vergoeding van geleden schade worden gevraagd. In één van de onderzochte uitspraken (rechtbank Maastricht, 24-02-09, LJN BH4500) heeft de rechter een schadevergoeding toegekend van € 50,- voor iedere dag dat het huisverbod onterecht was opgelegd. Het verzoek om schadevergoeding lijkt vooralsnog het enige mogelijke belang voor behandeling van een beroep dat plaatsvindt na afloop van het huisverbod, ongeacht of dit beroep tegelijk wordt behandeld met de verlenging van het huisverbod.

Tot slot valt op dat sommige rechtbanken meer nadruk leggen op het toetsen van de rechtmatigheid van het handhaven van het huisverbod dan andere rechtbanken.

Conclusie

De feitelijke onderbouwing en het meenemen van actuele gegevens waaruit blijkt dat het huisverbod rechtmatig is opgelegd en nog gehandhaafd dient te blijven, is van het grootste belang. Gegevens die hieraan bijdragen zijn het proces-verbaal, een al dan niet juist of volledig ingevulde RiHG, maar ook verklaringen van de hulpverlening en politie ter zitting. Kortom, de burgemeester of diens gemachtigde moeten goed beslagen ten ijs komen in de rechtbank.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties

Langere beslistermijn bij omvangrijke Woo-verzoeken bij beroep niet tijdig beslissen

Bestuursrecht
Geschreven door: Daniël Andela Volgens de rechtbank Noord-Holland geldt bij omvangrijke Woo-verzoeken een langere termijn dan de standaardbeslistermijn. Uit de Woo volgt een beslistermijn van vier weken. Bij een omvangrijk…

Begrotingssubsidie: recht op mededinging, het vervolg!

Aanbestedingsrecht en contractenrecht
Bestuursrecht
Geschreven door: mr. Charissa Smith In onze publicatie van 5 juli 2024 hebben wij een overzicht gegeven van verschillende uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over…

Eerdere publicaties