Recht op inzage en verzoek om wissen persoonsgegevens: een voorbeeld uit de praktijk

Bestuursrecht

Een burger van de gemeente Eindhoven ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet. Na een anonieme melding doet de gemeente onderzoek en concludeert dat de uitkering ten onrechte wordt verstrekt en terugvordering op zijn plaats is. Een jaar later dient de burger verschillende verzoeken in op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt in hoger beroep over het recht op inzage en het verzoek om verwijdering van gegevens (ECLI:NL:RVS:2020:2419).

De rechtsvragen

In het hoger beroep gaat het om de vraag of het college van Eindhoven:

  1. de naam van de anonieme melder moet verstrekken;
  2. de bankgegevens die appellant (de burger) in het kader van de uitkering aan de gemeente heeft overgelegd, uit de informatiesystemen van de gemeente moet verwijderen.

Recht op inzage in persoonsgegevens van anderen?

Met de eerste vraag is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) snel klaar. Een verzoek om inzage in persoonsgegevens op grond van artikel 15 AVG kan alleen betrekking hebben op de persoonsgegevens van de verzoeker. Niet op persoonsgegevens van anderen. Dus zelfs als de naam van de anonieme melder bekend zou zijn bij de gemeente, hoeft de gemeente die naam niet te verstrekken. Dat zou anders kunnen liggen wanneer de anonieme melder de bron was van de persoonsgegevens die de gemeente Eindhoven verzamelde. Het recht op inzage in persoonsgegevens omvat namelijk ook informatie over de bron van de persoonsgegevens wanneer die niet rechtstreeks van de betrokkene zijn verkregen. De anonieme melder was echter niet de bron van de verzamelde persoonsgegevens. Die werden verzameld in het kader van het onderzoek. Daarom bood artikel 15, eerste lid, onder g, van de AVG sowieso geen grond om de naam van de anonieme melder te verstrekken (als de gemeente al over die naam zou beschikken).  

Wissen gegevens versus bewaartermijnen Archiefwet

Een bestuursorgaan is verplicht persoonsgegevens op verzoek van de betrokkene zonder onredelijke vertraging te wissen. Een uitzondering op deze verplichting bestaat wanneer op het bestuursorgaan een wettelijke verwerkingsplicht rust (artikel 17, derde lid, onder b, AVG). In deze casus is het college van Eindhoven verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren (artikel 3 Archiefwet). Uit de Selectielijst die is vastgesteld op grond van artikel 5 van de Archiefwet en van toepassing is op de gemeente Eindhoven, volgt een bewaartermijn van 10 jaar voor bescheiden in het kader van de hercontrole in uitkeringen in het sociaal domein. De uitvoering van de controle op de Participatiewet valt onder die hercontrole. Omdat de bankgegevens worden bewaard met het oog op de hercontrole van uitkeringen en de verplichting om te bewaren op een wettelijke grondslag berust, is het college niet verplicht de bankgegevens van de burger te verwijderen.

Tips voor de praktijk

  • Verstrek geen persoonsgegevens van anderen wanneer een betrokkene daarom verzoekt. Persoonsgegevens van anderen mogen op grond van artikel 15 van de AVG niet ter inzage worden gegeven.
  • Het kan zijn dat de verwerkte persoonsgegevens afkomstig zijn van een andere bron dan de betrokkene zelf. Informatie over die bron moet wel worden verstrekt. Het kan bijvoorbeeld gaan om een instantie zoals de Belastingdienst of een toezichthouder.
  • Check artikel 15, eerste lid, onder a tot en met g, van de AVG voor een overzicht van  gegevens en informatie die moet worden verstrekt als iemand verzoekt om inzage. Zo voorkom je dat je informatie vergeet te verstrekken en voorkom je een gegrond bezwaar of (hoger) beroep.
  • Ga na of er bewaartermijnen zijn vastgelegd in de Selectielijst op grond van de Archiefwet, als een betrokkene verzoekt om het verwijderen van persoonsgegevens. Je mag vasthouden aan die bewaartermijnen.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties

Langere beslistermijn bij omvangrijke Woo-verzoeken bij beroep niet tijdig beslissen

Bestuursrecht
Geschreven door: Daniël Andela Volgens de rechtbank Noord-Holland geldt bij omvangrijke Woo-verzoeken een langere termijn dan de standaardbeslistermijn. Uit de Woo volgt een beslistermijn van vier weken. Bij een omvangrijk…

Begrotingssubsidie: recht op mededinging, het vervolg!

Aanbestedingsrecht en contractenrecht
Bestuursrecht
Geschreven door: mr. Charissa Smith In onze publicatie van 5 juli 2024 hebben wij een overzicht gegeven van verschillende uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over…