Op 18 juni 2020 is het wetsvoorstel Wijziging van het Besluit omgevingsrecht inzake permanente bewoning van recreatiewoningen opengesteld voor internetconsultatie. Met de voorgestelde wijziging worden de mogelijkheden die gemeenten hebben om permanente bewoning van recreatiewoningen toe te staan, aangepast en geactualiseerd. Gemeenten krijgen de mogelijkheid overdraagbare objectgebonden vergunningen te verlenen waarmee de vergunninghouder en eventueel diegenen die de recreatiewoning van de vergunninghouder kopen of erven, deze woning permanent mogen bewonen. Inmiddels is de internetconsultatie gesloten en is het wachten tot het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig wordt gemaakt.
Noodzaak tot wijziging
Op dit moment verblijven in Nederland ongeveer 55.000 mensen permanent in recreatiewoningen. Vaak is permanente bewoning in strijd met de regels in het ter plaatse geldende bestemmingsplan en is er ook geen omgevingsvergunning voor aangevraagd.
Het probleem van het permanente verblijf is dat het grootste deel van de mensen er woont zonder inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Doordat een deel zich niet inschrijft in de BRP, blijft een groep buiten het zicht van de overheid en heeft die groep mogelijk geen toegang tot sociale voorzieningen.
Met de wetswijzing wordt beoogd gemeenten meer zicht te laten krijgen op de bewoners van recreatiewoningen. Het verruimen van de mogelijkheden om permanente bewoning van recreatiewoningen te legaliseren, verlaagt de drempel voor bewoners zich daadwerkelijk te laten inschrijven in de BRP.
Huidige mogelijkheden voor permanente bewoning van recreatiewoningen
Gemeenten kunnen op dit moment permanente bewoning van recreatiewoningen op verschillende wijzen toestaan. Ten eerste leent het recreatiepark zich wellicht voor een bestemmingswijziging. Met een wijzigingsplan kan de gemeente de bestemming wijzigen in een bestemming die permanente bewoning toestaat. Ook kan een dubbele bestemming in het bestemmingsplan worden opgenomen die zowel recreatie als permanente bewoning mogelijk maakt. Nadeel aan deze mogelijkheid is dat de procedure voor het wijzigen van een bestemming veel tijd in beslag neemt. Het is dus geen snel en flexibel instrument om permanente bewoning van recreatiewoningen mogelijk te maken.
Ten tweede kunnen gemeenten een persoonsgebonden omgevingsvergunning verlenen. Omdat hierop de reguliere procedure uit paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing is, is dit een snellere manier dan een bestemmingswijziging. Nadeel is dat de persoonsgebonden omgevingsvergunning voor het permanent bewonen van recreatiewoningen alleen kan worden verleend als de bewoner kan aantonen dat hij aan vier voorwaarden voldoet:
- De recreatiewoning moet voldoen aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen (bijvoorbeeld de regels uit het Bouwbesluit 2012);
- de bewoning is niet in strijd met regels gesteld bij of krachtens de Wet milieubeheer, Wet geluidhinder, Wet ammoniak en veehouderij, Wet geurhinder en veehouderij of de Reconstructiewet concentratiegebieden;
- de bewoner had op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik en bewoont deze sindsdien onafgebroken; en
- de bewoner was op 31 oktober 2003 meerderjarig.
Tot slot kunnen gemeenten een persoonsgebonden gedoogbeschikking verlenen. In de beschikking geeft de gemeente dan aan niet te zullen handhaven op de niet-toegestane bewoning van de recreatiewoning. De persoonsgebonden gedoogbeschikking biedt echter weinig rechtszekerheid voor bewoners omdat er geen formeel wettelijke grondslag wordt gecreëerd voor het permanent bewonen. De bewoner kan er enkel van uitgaan dat de gemeente niet optreedt tegen de illegale situatie.
Nieuw: de objectgebonden vergunning
De wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) maakt het voor de gemeente mogelijk om overdraagbare objectgebonden vergunningen te verlenen. De vergunning kan worden verleend voor de duur dat de aanvrager de recreatiewoning permanent bewoont. De gemeente kan er ook voor kiezen om te bepalen dat die termijn verlengd wordt voor de duur dat de rechtsopvolger van degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, de recreatiewoning permanent bewoont.
Een andere wijziging is dat de landelijke peildatum van 31 oktober 2003 waarop de bewoner de vakantiewoning moest bewonen, vervalt. Dit kan dus niet meer worden tegengeworpen aan jongere bewoners en rechtsopvolgers van degene aan wie de vergunning is verleend. Met de wijziging wordt echter wel de eis toegevoegd dat er beleidsregels zijn gesteld voor het verlenen van die vergunning. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte om zelf een alternatieve peildatum te stellen. In het Bor wordt wel als eis gesteld dat de recreatiewoning vóór 1 januari 2019 moet zijn gebouwd en moet voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012.
Tips voor de praktijk
- Informeer als gemeente de burgers actief over de verruiming van de mogelijkheden om een (objectgebonden) omgevingsvergunning te krijgen. Omdat de drempel zich in te schrijven in de BRP kleiner wordt is het mogelijk om meer zicht te krijgen op de groep die zich nu niet inschrijft in de BRP.
- Zorg ervoor dat het college tijdig beleidsregels opstelt voor het verlenen van de objectgebonden omgevingsvergunning.
- Let op dat de recreatiewoning wel vóór 1 januari 2019 moet zijn gebouwd en moet voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012.