Nieuwe jurisprudentie dienstongevallen
Een medewerkster is tijdens diensttijd met een collega in een dienstauto onderweg om in opdracht van het afdelingshoofd gebak te halen en raakt betrokken bij een verkeersongeval. Hierbij loopt zij letsel op waardoor zij minder moet gaan werken en van functie moet wisselen.
Dienstongeval of niet?
Van een dienstongeval is sprake wanneer:
1) het ongeval in overwegende mate zijn oorzaak vindt in a) de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of b) de bijzondere omstandigheden waaronder deze werkzaamheden moesten worden verricht; en
2) het ongeval niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.
Was sprake van een dienstongeval?
De rechtbank die in eerste aanleg over de zaak oordeelde vond van niet. Het ongeval had de medewerkster evenzeer buiten de dienst kunnen overkomen. Niet gezegd kan worden dat het halen van gebak een verhoogd risico op het oplopen van letsel meebrengt.
Deze redenering was in overeenstemming met de geldende jurisprudentie. Het is (als je kijkt naar de definitie van het begrip dienstongeval) ook een logische redenering. Immers het ongeval was gebeurd tijdens een normale autorit waarbij de medewerkster gewoon als verkeersdeelnemer deelnam aan het verkeer. Er waren geen bijzondere omstandigheden. Het ongeval had de medewerkster ook buiten de dienst kunnen overkomen.
Het verkeersongeval vond evenmin in overwegende mate zijn oorzaak in de aard van de aan de medewerkster opgedragen werkzaamheden. Het verplaatsen per dienstauto bracht geen bijzonder (exclusief met de aard van het werk verband houdend) risico mee. Dat is bijvoorbeeld anders indien een medewerker belast is met specifieke risicovolle werkzaamheden (bijvoorbeeld een agent die met hoge snelheid moet rijden bij een volgactie).
De Centrale Raad van Beroep: een verhoogd risico
Onlangs, op 16 augustus jl., heeft de Centrale Raad van Beroep in deze zaak en in twee andere vergelijkbare zaken (op 4 juli jl.) uitspraak gedaan (nog niet gepubliceerd) en een opmerkelijk standpunt ingenomen.
De Raad overwoog dat door de werkgever was bevestigd dat het halen van gebak in opdracht van het afdelingshoofd en met gebruik van de dienstauto behoorde tot haar opgedragen werkzaamheden. Derhalve kon gezegd worden dat de medewerkster wel moest deelnemen aan het wegverkeer. Het deelnemen aan het wegverkeer levert een verhoogd risico op ongevallen, aldus de Raad. Aangezien dit verhoogde risico in de uitoefening van haar werkzaamheden in het ongeval tot uitdrukking is gekomen en niet was gesteld noch gebleken dat het ongeval aan schuld of nalatigheid van de medewerkster was te wijten, was sprake van een dienstongeval.
Kortom: de vraag is niet zozeer of sprake is van een bijzonder risico (dat exclusief met de dienst verband houdt), maar of (in het algemeen) sprake is van een verhoogd risico op ongevallen, zoals het deelnemen aan het wegverkeer. Dit is een aanzienlijke verruiming van het criterium.
De beide andere uitspraken betroffen eveneens verkeersongevallen. Een van de casussen was de volgende:
Een agent was samen met een collega per (dienst)auto van het politiebureau onderweg naar een parkeergarage die gecontroleerd moest worden. Onderweg stopten zij bij een tankstation om de voorruit van de auto schoon te maken. Toen ze weer weg wilden rijden, bleek de doorgang aan de voorkant geblokkeerd door twee andere auto’s. De collega die de auto bestuurde, reed daarom achteruit van het terrein van het tankstation de rijbaan op, waarna de dienstauto werd aangereden door een van de rijbaan afkomende auto. De agent in de bijrijdersstoel liep daardoor letsel op.
De Raad overwoog dat de reis naar de parkeergarage een noodzakelijk onderdeel van de werkzaamheden vormde. Omdat de tussenstop bij het tankstation een redelijk middel was voor het noodzakelijk schoonmaken van de voorruit, maakten ook de tussenstop en het weer wegrijden onderdeel uit van de opgedragen werkzaamheden. En het achteruit de rijbaan oprijden?Het feit dat achteruitrijden vanaf het parkeerterrein van het tankstation niet normaal is, is geen reden hierover anders te denken, aldus de Raad.
Vervolgens past de Raad weer het “verhoogd risicocriterium” toe: met het deelnemen aan het wegverkeer word je blootgesteld aan een verhoogd risico op ongevallen, hetgeen in het ongeval tot uitdrukking is gekomen. De agent (bijrijder) was buiten zijn schuld bij het ongeval betrokken geraakt (geen sprake van schuld of onvoorzichtigheid). Er was dus sprake van een dienstongeval.
Andere uitspraken
Deze verkeersongevallen uitspraken sluiten overigens aan bij de jurisprudentie over ongevallen (blessures) die zijn ontstaan als gevolg van het deelnemen aan een dienstsport (CRvB 23 januari 1997, TAR 1997/44). Uitgangspunt van de Raad daarbij is dat de mogelijkheid van blessures nu eenmaal inherent is aan de aard van die sportieve werkzaamheden, zodat in voorkomend geval sprake is van een dienstongeval.
Met andere woorden: bij een sportactiviteit loop je een verhoogd risico op ongevallen. Indien het sporten een noodzakelijk onderdeel van de werkzaamheden vormt en je loopt een blessure op die daarmee verband houdt, is sprake van een dienstongeval.
Conclusie
Indien een functionaris in opdracht, althans als noodzakelijk onderdeel van zijn werkzaamheden, deelneemt aan een activiteit waarmee je wordt blootgesteld aan een verhoogd risico op ongevallen, is al snel sprake van een dienstongeval. Belangrijkste escape wordt de stelling dat het ongeval te wijten is aan eigen schuld of onvoorzichtigheid.