De salarisspecificatie
Een ambtenaar heeft een bezoldiging naar het maximum van schaal 6. Daarnaast geniet hij een persoonlijke toelage van 10% van zijn bezoldiging. De ambtenaar wordt een jaar na zijn indiensttreding met ingang van 1 januari 1997 bevorderd naar schaal 7. Uit zijn salarisspecificatie van de maand januari en de daarop volgende maanden blijkt dat zijn persoonlijke toelage niet meer wordt uitgekeerd. De medewerker heeft daar mondeling bij zijn leidinggevende en de personeelsadviseur op gereageerd. In november van dat jaar ontvangt de medewerker een besluit waarin zijn functietypering en -waardering is vastgesteld op schaal 7. De medewerker maakt tegen dit besluit tijdig bezwaar en stelt dat hij recht heeft op de persoonlijke toelage. Is door de ambtenaar nu tijdig bezwaar gemaakt tegen het stopzetten van zijn persoonlijke toelage? De Centrale Raad van Beroep heeft bij de beantwoording van deze vraag van de gelegenheid gebruik gemaakt om de bestaande jurisprudentie betreffende het besluitkarakter van een salaris- of uitkeringsspecificatie te preciseren (CRvB, 24 mei 2002, Tijdschrift voor Ambtenarenrecht 2003/6).
Besluit
Volgens vaste jurisprudentie ligt aan elke uitbetaling van een salaris of uitkering een besluit tot zodanige uitbetaling ten grondslag. Tegen dit besluit kan bezwaar worden gemaakt en vervolgens beroep worden ingesteld. Op het moment dat tot uitbetaling wordt overgegaan, kan het daaraan ten grondslag liggende besluit in het algemeen als definitief worden aangemerkt. Dit betekent dat niet alleen tegen de bekendmaking en de uitbetaling van het salaris bezwaar en zonodig beroep kan worden ingesteld, maar dat dat ook tegen de wijze van berekening van het salaris of de uitkering kan.
Gebreken
Indien bij de specificatie van het salaris of de uitkering niet geheel is voldaan aan de eisen die ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gesteld aan de motivering en de bekendmaking van besluiten, wordt door die gebreken het besluitkarakter niet aangetast.
In haar uitspraak van 29 februari 2000, Administratiefrechtelijke Beslissingen 2000, 443 heeft de Centrale Raad geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat in strijd met artikel 3:45 van de Awb geen melding wordt gemaakt van de mogelijkheid tegen het in de salaris- of uitkeringsspecificatie vervatte besluit bezwaar te maken, op zichzelf niet leidt tot het oordeel dat een termijnoverschrijding bij het indienen van een bezwaar verschoonbaar is. De Centrale Raad was in deze kwestie van oordeel dat het verstrekken van onjuiste informatie over de specificatie, nadat de betrokkene bij het bestuur nadere informatie over deze specificatie had verzocht, tot een verschoonbare termijnoverschrijding leidde.
De precisering
In de uitspraak van de Centrale Raad van 24 mei 2002 geeft de Raad een nadere toelichting op de hierboven omschreven bestaande jurisprudentie. De Centrale Raad zegt dat de rechtsgeldigheid van een reeds eerder in rechte onaantastbaar geworden besluit waarbij over de grondslag van periodiek te betalen salaris of uitkering is beslist, niet bij iedere betaling opnieuw aan de orde kan worden gesteld.
Voorzover over een element van de salaris- of uitkeringsvaststelling al bij een eerdere (beslissing tot) betaling is beslist en dit element toen niet is aangevochten, is de salaris- of uitkeringsvaststelling in zoverre onaantastbaar geworden. Indien bij een periodieke betaling een wijziging optreedt ten opzichte van de vorige betaling, heeft dus te gelden dat in beginsel slechts sprake is van een besluit voorzover een beslissing is genomen met betrekking tot de wijziging. Indien bij een gebruikelijke periodieke betaling geen wijziging optreedt ten opzichte van de vorige betaling is in het algemeen geen sprake van een besluit. Dit laatste geldt niet wanneer de niet-wijziging een weigering tot het nemen van een andersluidend besluit inhoudt.
Het bezwaar
De ambtenaar uit de inleiding heeft tijdig in december 1997 bezwaar ingediend tegen zijn functietypering en –waardering. Dit besluit omvatte niet het besluit tot vaststelling van zijn salaris naar de nieuwe salarisgroep zonder uitkering van de persoonlijke toelage. Dit besluit was naar het oordeel van de Centrale Raad reeds in januari 1997 voor de ambtenaar kenbaar. De Centrale Raad was daarnaast van oordeel dat geen sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding, hoewel onder de salarisspecificatie een rechtsmiddelverwijzing ontbrak. De Centrale Raad oordeelde dat het onvoldoende was dat de ambtenaar bij zijn leidinggevende en de personeelsadviseur mondeling kenbaar heeft gemaakt dat hij het er niet mee eens was. De ambtenaar heeft derhalve niet tijdig bezwaar ingediend.