Het Individuele Keuzebudget en de berekening van de transitievergoeding
Geschreven door: mr. Marije Joosse
Als de arbeidsovereenkomst door of vanwege de werkgever wordt beëindigd, heeft de werknemer recht op een transitievergoeding (artikel 7:673 BW). Voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding is het begrip ‘loon’ van belang.
Het Besluit Loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (hierna: Besluit) bevat nadere regels over wat onder de noemer ‘loon’ valt. Het loonbegrip wordt in artikel 2 van dit Besluit gedefinieerd. Artikel 3 van het Besluit bepaalt dat het loon voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding vermeerderd dient te worden met:
- de vakantiebijslag;
- de vaste eindejaarsuitkering;
- de overeengekomen vaste looncomponenten;
- de overeengekomen variabele looncomponenten.
Looncomponenten
Vaste looncomponenten zijn looncomponenten waarbij de hoogte niet wordt bepaald door het functioneren van de werknemer of de resultaten van de onderneming. Artikel 4 Regeling looncomponenten en arbeidsduur (hierna: Regeling) bepaalt dat vaste looncomponenten een overwerkvergoeding en/of een ploegentoeslag zijn.
Onder de variabele looncomponenten vallen de componenten waarbij de hoogte wordt bepaald door het functioneren van de werknemer of de resultaten van de onderneming, of een combinatie daarvan. Dit zijn bonussen, winstuitkering en eindejaarsuitkeringen (artikel 5 Regeling).
Individueel Keuzebudget
Afhankelijk van de sector en/of het bedrijf waarin werkzaamheden worden verricht, heeft een werknemer een Individueel Keuzebudget (IKB). Het doel van het IKB is om werknemers meer vrijheid te geven in het bepalen van hun arbeidsvoorwaarden en het aanpassen van die voorwaarden op hun persoonlijke omstandigheden.
In de cao Gemeenten/SGO is neergelegd dat het IKB bestaat uit vier componenten:
- 8% vakantietoeslag
- 6,75% eindejaarsuitkering;
- 1,5% werkgeversbijdrage levensloop en;
- 0,8% (bovenwettelijk) verlof.
Deze vier componenten komen opgeteld neer op 17,05 % van het loon.
Kijkend naar de componenten van het IKB en artikel 3, 4 en 5 van het Besluit, blijkt dat in ieder geval de 8% vakantietoeslag en de 6,75% eindejaarsuitkering meegenomen dienen te worden in de noemer ‘loon’ voor de berekening van de transitievergoeding.
Maar hoe zit het met de 1,5% werkgeversbijdrage levensloop en het 0,8% (bovenwettelijk) verlof? In april van dit jaar oordeelde de kantonrechter Rotterdam dat voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding alleen de vakantietoeslag en eindejaarsuitkering meegenomen diende te worden. Wat speelde er in deze zaak?
Feiten casus
Een werknemer van de gemeente wordt aangesproken op haar manier van communiceren. Vervolgens valt deze werknemer uit wegens arbeidsongeschiktheid. Er vindt zowel een re-integratietraject als verbetertraject plaats. De werknemer in kwestie komt de afspraken uit het verbetertraject echter niet na. Daarnaast neemt zij zonder toestemming van werkgever verlofuren op en meldt zij zich verschillende keren ziek. Werkgever dient hierop een ontbindingsverzoek in bij de kantonrechter. De kantonrechter wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toe.
Niet ter discussie staat dat de werknemer recht heeft op de transitievergoeding. Bij het berekenen van de hoogte van de transitievergoeding ontstaat wel discussie over de vraag welke onderdelen van het IKB onder het begrip ‘loon’ vallen. De kantonrechter grijpt hiervoor terug naar het Besluit en de Regeling.
In de toelichting op de Regeling is neergelegd dat looncomponenten die niet in de Regeling zijn opgenomen, niet worden meegenomen in de berekening van de hoogte van de transitievergoeding. De werkgeverbijdrage levensloop en de bijdrage (bovenwettelijk) verlof zijn niet – uitdrukkelijk - als vaste of variabele looncomponenten aangewezen. Aan de hand daarvan komt de kantonrechter tot het oordeel dat voor de berekening van de transitievergoeding het loon niet vermeerderd wordt met de werkgeversbijdrage levensloop en de bijdrage (bovenwettelijk) verlof.
Dat betekent dat het brutoloon voor de berekening van de transitievergoeding niet vermeerderd moet worden met het volledige IKB, te weten 17,05% van het loon, maar slechts met 14,75%. Het gevolg hiervan is dat de hoogte van de transitievergoeding lager uitvalt voor de werknemer.
Waar komt dit feitelijk (in geld) op neer voor werknemer?
Voorbeeldsom transitievergoeding
De hoogte van de transitievergoeding wordt bepaald aan de hand van het maandloon en de duur van het dienstverband. In deze zaak verdiende werknemer een bruto maandsalaris van € 5.072,00. Het IKB bestaat uit 8% vakantietoeslag, 6,75% eindejaarsuitkering, 1,5% werkgeversbijdrage levensloop en 0,8% (bovenwettelijk) verlof. De arbeidsovereenkomst van werkneemster bij de gemeente is aangevangen op 1 september 2017 en geëindigd per 1 juni 2023.
Berekening 1
Het bruto maandloon wordt verhoogd met de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering. Dit zorgt voor de volgende rekensom: 5.072,00 + (5.072,00*1,08) + (5.072,00* 1,0675) = € 5.820,12.
De transitievergoeding komt in dat geval neer op € 11.160,55.
Berekening 2
Deze rekensom verandert als alle componenten van het IKB meegenomen worden bij het bepalen van het maandsalaris. Het bruto maandsalaris komt dan uit op een bedrag van: 5.072,00 + (5.072,00*1,08) + (5.072,00* 1,0675) + (5.072,00*1,015) + (5.072,00*1,008) = € 5.936,78.
De transitievergoeding komt dan neer op € 11.384,23.
Het verschil tussen berekening 1 en berekening 2 bedraagt € 223,68.
In dit dossier was sprake van een werknemer met een relatief kort dienstverband. Naarmate het dienstverband langer wordt, wordt ook het verschil tussen beide berekeningen groter. Het feit dat op grond van de uitspraak de werkgeversbijdrage en het (bovenwettelijk) verlof niet mogen worden meegenomen bij de berekening, leidt tot een voor werkgever gunstigere, maar voor werknemer minder gunstige uitkomst. Zeker als het de beëindiging van een langer dienstverband betreft.
Tot op heden is in veel berekeningen uitgegaan van het volledige percentage IKB, in dit geval 17,05%. Waarom?
Vrijere interpretatie
De IKB-componenten van de werkgeversbijdrage en het (bovenwettelijk) verlof worden niet bepaald door het functioneren van de werknemer of door de resultaten van de onderneming. Ze vallen daarmee niet onder de vaste en variabele looncomponenten. Op grond van de cao, in dit geval de cao gemeente hoofdstuk 4, heeft de werknemer hier wel iedere maand aanspraak op. Ondanks dat deze componenten niet aan te merken zijn als de genoemde limitatieve vaste of variabele looncomponent in de zin van de Regeling, kan betoogd worden dat het onderdeel is van het basis bruto maandloon. Daarmee kan het worden aangemerkt als verkapt loon waardoor het onderdeel is van het maandloon.
Nieuwe wijze berekening?
Met de uitspraak van de kantonrechter is het echter goed verdedigbaar om bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding het IKB op te knippen. Dit komt erop neer dat gerekend wordt met 14,75% in plaats van 17,05% van het maandsalaris. Voor de werkgever pakt dit financieel gezien gunstig uit. Zeker naarmate het dienstverband langer heeft geduurd. Aangezien lange dienstverbanden niet ongebruikelijk zijn bij overheidswerkgever, kan dit al gauw honderden euro’s schelen.
Heeft u hier in uw dagelijkse praktijk vragen over of heeft u hulp nodig in een eventuele procedure? De specialisten van Vijverberg Advocaten staan u graag bij.