Waar wil je je post ontvangen?
Een student verzoekt om terugbetaling van lesgeld. Op dezelfde dag geeft hij op een daartoe bestemd formulier door, dat hij is verhuisd. Op de vraag in het formulier ‘Waar wil je je post ontvangen?’ vult hij het adres van zijn ouders in. De hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IBG) wijst het verzoek om terugbetaling op 15 april 2006 af. Het besluit wordt echter niet verzonden naar het adres van zijn ouders, maar naar het adres waarop de student stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (de GBA). Is dit besluit op de juiste wijze bekend gemaakt?
Toezending of uitreiking
Artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, waaronder in ieder geval de aanvrager. Indien toezending of uitreiking niet mogelijk is, moet de bekendmaking op een andere “geschikte” wijze plaatsvinden. Het artikel vermeldt niets over het adres van toezending of uitreiking.
Opgegeven postadres
In de uitspraak waaruit bovenstaande casus afkomstig is, oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) dat sprake is van een onjuiste bekendmaking en dat de hoofddirectie van de IBG gebruik had moeten maken van het uitdrukkelijk opgegeven postadres, waartoe het formulier de mogelijkheid bood (AbRS 12 december 2007, LJN: BB9938). Hieraan doet niet af dat de toelichting bij de Onderwijskaart aangeeft dat de hoofddirectie uitgaat van de gegevens zoals die bij de GBA geregistreerd staan in verband met de verplichting tot betaling van lesgeld. Ook het feit dat in een incassoprocedure betrokkene moet worden aangeschreven en gemaand op het adres waarop hij in de GBA staat ingeschreven, maakt dit niet anders. Uit de Toelichting op het formulier ‘Wijzigingen student beroepsonderwijs en hoger onderwijs’, waarop de student een postadres kan doorgeven, kan evenmin worden afgeleid dat correspondentie zal worden gestuurd naar het adres dat in de GBA is opgenomen. Het bezwaarschrift dat op 16 september 2006 tegen het besluit werd ingediend, is ontvankelijk nu het binnen zes weken na de ontvangst van een afschrift van het besluit is ingediend.
Gebruik GBA-adres
In een andere uitspraak (AbRS 21 december 2007, LJN: BC1387) oordeelde de Afdeling opnieuw dat het bestuursorgaan geen gebruik had mogen maken van het GBA-adres. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had, onder toepassing van bestuursdwang, een huisvuilzak verwijderd die op een andere dan de door het college aangewezen dag was aangeboden. De beslissing tot toepassing van bestuursdwang was op 13 april 2006 op schrift gesteld en naar het GBA-adres van de (vermeende) overtreder gestuurd. Deze had op last van het college in december 2005 echter zijn woning moeten verlaten. Het college had de verhuurder de verdere exploitatie van de woonruimte van overtreder verboden. Vervolgens besloot het college geen gevolg te geven aan de aangifte tot adreswijziging door de overtreder in december 2005. Twee personen stonden al op het nieuwe adres ingeschreven en de gemeente hanteerde de regel dat niet meer dan twee personen die geen familie zijn, zich op hetzelfde adres mogen inschrijven. Inschrijving van betrokkene was alleen mogelijk wanneer een woongroep zou worden opgericht. In april 2006 werd van de woongroep in oprichting melding gedaan bij het college. De Afdeling oordeelt dat het college vanaf dat moment op de hoogte kon zijn van het feit dat betrokkene niet meer op het GBA-adres woonachtig was. Onder deze omstandigheden kon toezending van het besluit op het GBA-adres niet als een bekendmaking in de zin van artikel 3:41 Awb worden aangemerkt.
Geen wijziging bestaande jurisprudentie
Beide uitspraken lijken te passen binnen de bestaande jurisprudentie van de Afdeling: een bestuursorgaan mag er in beginsel van uitgaan dat een opgegeven adres juist is en dat correspondentie naar dit adres kan worden gezonden (AbRS 26 juli 2006, AB 2006/416).
Conclusie
Een bestuursorgaan moet er in beginsel vanuit gaan, dat het laatste door belanghebbende opgegeven adres het juiste is, ook wanneer dit adres afwijkt van het GBA-adres. Het toch versturen van het besluit naar het GBA-adres heeft in dat geval tot gevolg dat het besluit niet op juiste wijze is bekendgemaakt, waardoor het niet in werking is getreden en een eventueel te laat ingediend bezwaarschrift toch ontvankelijk moet worden verklaard.