Bestuurlijke sancties
Wanneer particulieren of bedrijven een overtreding plegen, kan het bestuursorgaan een bestuursrechtelijke sanctie opleggen. Sancties kunnen niet alleen worden opgelegd als een wettelijk voorschrift wordt overtreden, maar ook als een in een beschikking opgelegde verplichting of een aan een vergunning verbonden voorschrift of beperking niet wordt nageleefd.
Voorbeelden van een bestuurlijke sanctie zijn de last onder bestuursdwang, de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete. Verder is sprake van een bestuurlijke sanctie als er als reactie op een overtreding een aanspraak wordt onthouden, zoals bijvoorbeeld het korten of beëindigen van een bijstands- of werkloosheidsuitkering omdat de daaraan verbonden verplichtingen niet worden nageleefd.
Bestuurlijke sancties kunnen worden onderverdeeld in herstelsancties en bestraffende sancties. Herstelsancties zijn gericht op herstel van een illegale in een legale toestand en strekken dus tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding of tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. De belangrijkste herstelsancties zijn de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom.
Een bestraffende sanctie is gericht op het toevoegen van leed aan de dader. De belangrijkste bestraffende sanctie is de bestuurlijke boete.
Last onder bestuursdwang
De last onder bestuursdwang is een herstelsanctie, inhoudende een last tot het geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de verplichting om te dulden dat het bestuursorgaan de last door feitelijke handelen ten uitvoer legt, als de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. De kosten van de feitelijke tenuitvoerlegging van de last kan het bestuursorgaan op de overtreder verhalen.
Een bestuursorgaan is alleen bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen als de bevoegdheid tot oplegging van de last bij of krachtens de wet aan het bestuursorgaan is toegekend. Zowel in de Gemeentewet (artikel 125), de Provinciewet (artikel 122) als de Waterschapswet (artikel 61) is een algemene bestuursdwangbevoegdheid neergelegd voor de besturen.
De door het bestuursorgaan gemaakte kosten bij de toepassing van bestuursdwang komen voor rekening van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. Voor het maken van een uitzondering kan aanleiding bestaan als de aangeschrevene geen verwijt valt te maken ten aanzien van de ontstane situatie en het algemeen belang in die mate bij de last onder bestuursdwang is betrokken, dat moet worden geoordeeld dat de kosten niet (geheel) ten laste van de aangeschrevene moeten komen. Dit kan het geval zijn bij bestrijding van ongedierte.
Spoedeisende bestuursdwang
In spoedeisende gevallen kan worden besloten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Deze spoedeisende bestuursdwang is geregeld in artikel 5:31, eerste lid, Awb. Het besluit tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang moet wel op schrift worden gesteld. Is de situatie zo spoedeisend dat zelfs een dergelijke beschikking niet kan worden afgewacht, dan kan meteen bestuursdwang worden toegepast, maar moet het bestuursorgaan zo snel mogelijk daarna alsnog een (schriftelijke) beschikking nemen.
Last onder dwangsom
In de praktijk ligt het vaak niet voor de hand om met een last onder bestuursdwang tegen een overtreding op te treden. Zo kan het praktisch onmogelijk zijn om bestuursdwang uit te voeren, bijvoorbeeld bij steeds terugkerende overtredingen van geluids- en geurnormen. Bestuursdwang zou dan voortdurende bewaking betekenen. Ook is denkbaar dat bestuursdwang enkel uitgevoerd kan worden door het stilleggen van een bedrijf, terwijl er meer behoefte is aan een sanctie waarbij de activiteiten van het bedrijf kunnen worden voortgezet. In dat geval kan beter gekozen worden om naleving af te dwingen door een financiële consequentie te verbinden aan (verdere) overtreding.
Daarom bepaalt artikel 5:32, eerste lid, Awb dat het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, ook bevoegd is tot het opleggen van een last onder dwangsom. Dit is een herstelsanctie inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de verplichting tot betaling van een geldsom als de last niet of niet geheel wordt uitgevoerd. Dit betekent dat de geldsom niet verschuldigd is als de last (binnen de gestelde termijn) wordt uitgevoerd.
Bestuurlijke boete
De bestuurlijke boete is een bestraffende sanctie en houdt een onvoorwaardelijke verplichting tot het betalen van een geldsom in (artikel 5:40, eerste lid, Awb). Anders dan bij een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom kan de overtreder bij de bestuurlijke boete niet meer voorkomen dat hij een hij een geldsom moet betalen. Dit is te verklaren omdat de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom zijn gericht op het ongedaan maken van de overtreding, terwijl de bestuurlijke boete is bedoeld om leed toe te voegen aan de overtreder.
De bestuurlijke boete kan zonder tussenkomst van het Openbaar Ministerie of een rechter worden opgelegd. In verschillende wetten is daarvoor een wettelijke grondslag en bevoegdheid gegeven. Zo kan een boete worden opgelegd onder meer op het terrein van arbeidsomstandigheden, gevaarlijke stoffen, privacy en voedselveiligheid.
Allereest zal het bevoegd gezag een onderzoek doen naar de toedracht van de overtreding. Afhankelijk van de uitkomst van dat onderzoek volgt toezending van het boeterapport met de bevindingen van het onderzoek. Na het boeterapport brengt het bevoegd gezag eerst een voornemen uit van het opleggen van een bestuurlijke boete. Tegen dit voornemen kan een zienswijzen naar voren worden gebracht. Met inachtneming van de zienswijze neemt het bevoegd gezag een besluit tot het al dan niet opleggen van een bestuurlijke boete. Tegen de bestuurlijke boete staat bezwaar, beroep en hoger beroep open.
Preventieve handhaving
In beginsel mag een sanctie pas worden opgelegd nadat de overtreding heeft plaatsgevonden. Toch betekent dit niet dat een bestuursorgaan lijdzaam moet toezien totdat de overtreding heeft plaatsgevonden. Een bestuursdwang- en dwangsombeschikking mogen al worden genomen als het gevaar voor een overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift op korte termijn ‘klaarblijkelijk dreigt’ (artikel 5:7 Awb). Er is dan sprake van preventieve handhaving. Er is echter geen sprake van preventieve handhaving als een bestuursdwang- of dwangsombeschikking wordt opgelegd met als doel herhaling van een reeds geconstateerde overtreding te voorkomen.
Advies nodig?
Bel ons: 079-3631919 of stuur een mail. Wij helpen u graag.