Wijziging Besluit proceskosten bestuursrecht: besparen op kostenvergoeding!
Goed nieuws voor bestuursorganen: het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is per 1 januari 2015 aangepast. Het begrip ‘samenhangende zaak’ is verruimd waardoor minder snel een onredelijk hoge kostenvergoeding hoeft te worden betaald.
Wijziging Besluit proceskosten bestuursrecht
In het oude Bpb was al geregeld dat samenhangende zaken voor de toekenning van een proceskostenvergoeding worden beschouwd als één zaak. Er moest echter aan een aantal vereisten worden voldaan om te spreken van samenhangende zaken, te weten:
- de bezwaren of beroepen zijn (nagenoeg) gelijktijdig gemaakt of ingesteld;
- het betreft nagenoeg identieke besluiten; en
- er is op vergelijkbare gronden bezwaar gemaakt of beroep ingesteld.
Het nieuwe Bpb vervangt het vereiste dat bezwaren of beroepen gelijktijdig zijn gemaakt of ingesteld door het criterium dat de bezwaren of beroepen (nagenoeg) gelijktijdig zijn behandeld. Daarnaast zijn de vereisten dat het om nagenoeg identieke besluiten gaat en er op vergelijkbare gronden bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld vervallen. Bepalend is of de rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon (dan wel personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband) en van wie de werkzaamheden in alle zaken nagenoeg identiek konden zijn. De systematiek van het Bpb is verder hetzelfde gebleven. De kostenberekening voor verlening van rechtsbijstand is uitgewerkt in de bijlage bij het Bbp en gebaseerd op een systeem van puntentoekenning voor verschillende proceshandelingen en daaraan gekoppelde waarden per punt en wegingsfactoren.
Jurisprudentie proceskosten
In een bezwaarprocedure maakt gemachtigde bezwaar tegen de waarde van diverse woningen zoals vastgesteld op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Tijdens een hoorzitting die 176 minuten duurt zijn er in het totaal 29 bezwaren besproken inzake 31 objecten.
De gemeente verklaart acht bezwaarschriften gegrond en de gemachtigde ontvangt een kostenvergoeding die gelet op de korte duur van de behandeling van het bezwaar op de hoorzitting, lager is dan het normbedrag zoals vermeld in het Bpb. De gemachtigde stelt beroep in tegen de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding. Hij stelt dat er geen reden is om af te wijken van het forfaitaire bedrag zoals genoemd in het Bpb omdat geen sprake is van samenhangende zaken.
De rechtbank Noord-Holland past in de uitspraak van 4 maart 2015 (ECLI:NL:RBNHO:2015:1568)
het overgangsrecht toe en beoordeelt de zaak aan de hand van het nieuwe Bpb. De rechtbank constateert dat alle gegronde bezwaarschriften op dezelfde hoorzitting zijn behandeld en dat de bezwaren allemaal betrekking hebben op de waardering van woningen waarbij op basis van de vergelijkingsmethode de waarde is bepaald. Hieruit leidt de rechtbank af dat sprake is van werkzaamheden die in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. De rechtbank overweegt hierbij dat in het criterium ‘werkzaamheden die nagenoeg identiek konden zijn’ ligt besloten dat de samenhang niet moet worden beoordeeld op basis van de concrete werkzaamheden die de rechtsbijstandverlener heeft verricht, maar dat een meer abstracte toets moet worden aangelegd.
De rechtbank concludeert dat sprake is van acht samenhangende zaken die als één moeten worden beschouwd. Wel stelt de rechtbank de wegingsfactor op 1,5 omdat sprake is van vier of meer samenhangende zaken. Hiermee komt de kostenvergoeding uit op € 91,13 per zaak volgens de volgende berekening: 1 punt voor het indienen van de bezwaarschriften, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting en een wegingsfactor van 1,5. Op basis van de waarde van € 243,- per punt (inmiddels € 244,- per punt) bedraagt het totale bedrag € 729,- zodat de vergoeding € 91,13 per zaak bedraagt (€ 729,-/8). Als geen sprake was geweest van samenhangende zaken dan was de wegingsfactor waarschijnlijk 1 geweest en de vergoeding per zaak dus € 486,- in plaats van € 91,13.
Betekenis voor de praktijk
In de praktijk was tot nu toe niet snel sprake van samenhangende zaken. De Hoge Raad zag in belastingzaken niet snel aanleiding om te spreken van nagenoeg identieke zaken aangezien veelal per zaak afzonderlijk moet worden beoordeeld of aanslagen naar de juiste heffingsgrondslag zijn opgelegd. Bij veel aanslagen betreffen de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener in niet onbetekenende mate de individuele omstandigheden waardoor de zaken niet nagenoeg identiek zijn.
Op basis van het nieuwe Bpb en de wijze waarop de rechtbank Noord-Holland het criterium ‘nagenoeg identiek konden zijn’ uitlegt, is te verwachten dat veel meer zaken als samenhangend worden aangemerkt. Ook op andere rechtsgebieden zal hier sprake van kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), het ambtenarenrecht (denk aan bezwaren functiewaardering of functietoedeling bij reorganisaties) of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) waarbij een gemeente vaak een groot aantal vergelijkbare besluiten neemt die gebaseerd zijn op (een aanpassing van) het beleid.
Tips voor de praktijk
- Wees alert op de mogelijkheden die het Bpb biedt om de vergoeding voor proceskosten te verlagen!
- Zorg dat bezwaarschriften die zijn ingediend door dezelfde rechtshulpverlener en die gericht zijn tegen vergelijkbare besluiten, op dezelfde hoorzitting worden behandeld. Alleen bij nagenoeg gelijktijdige behandeling kan sprake zijn van samenhangende zaken!
- Kijk bij de toets of nagenoeg identieke werkzaamheden zijn verricht niet naar de concrete werkzaamheden die door de rechtshulpverlener zijn verricht maar leg een abstracte toets aan.
- Van dezelfde rechtshulpverlener is ook sprake indien verschillende kantoorgenoten de bezwaren behandelen.