Geschreven door: mr. Tessa Jaspers
De schade die een werknemer tijdens zijn werkzaamheden veroorzaakt komt vaak voor rekening van de werkgever. Denk aan de werknemer die schade rijdt met een dienstauto of de filiaalmanager die een klein kastekort heeft. Maar wat nu als de werkgever het vermoeden heeft dat de schade is veroorzaakt door opzettelijk of bewust roekeloos handelen van de werknemer? In dat geval kan de werkgever de schade mogelijk toch op de werknemer verhalen. In deze publicatie bespreken wij wat daarvoor nodig is en waar de werkgever in dat geval op moet letten.
Vereisten schadeverhaal artikel 7:661 Burgerlijk Wetboek (BW)
Artikel 7:661 BW biedt de grondslag voor de werkgever om eventuele schade op de werknemer te verhalen. Voor een geslaagd beroep op dit artikel moet de werkgever stellen en – bij voldoende gemotiveerde betwisting door de werknemer – bewijzen dat:
- De werknemer schade heeft veroorzaakt.
- De werknemer dit in de uitoefening van de werkzaamheden heeft gedaan.
- Sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid bij de werknemer.
Schade tijdens uitoefening van de werkzaamheden
Dat de schade is veroorzaakt in de uitoefening van de werkzaamheden is minder eenvoudig vast te stellen dan het lijkt. Het enkele feit dat de werknemer de schade onder werktijd veroorzaakte is bijvoorbeeld onvoldoende om dit aan te nemen. Relevant is of de handelingen die de werknemer verrichtte daadwerkelijk horen tot zijn opgedragen werkzaamheden. De werknemer die geldbedragen van de werkgever verduistert, doet dit bijvoorbeeld niet in de uitoefening van de werkzaamheden (zie rechtbank Noord-Holland 4 augustus 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6801). Artikel 7:661 BW is in dat geval niet van toepassing. Hetzelfde geldt voor de werknemer die potentiële klanten van zijn werkgever bewust doorstuurt naar de concurrent, omdat deze goedkoper zou zijn (rechtbank Noord-Holland 19 november 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10735). De werkgever zal de werknemer in dat geval wel aansprakelijk kunnen stellen voor de geleden schade op grond van artikel 7:611 (goed werknemerschap) en/of artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad).
Schuld of bewuste roekeloosheid werknemer
Voor toepassing van artikel 7:661 BW moet de werkgever stellen en zo nodig bewijzen dat de schade door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer is veroorzaakt. Wat onder bewuste roekeloosheid moet worden verstaan, heeft de Hoge Raad in het arrest City Taxi nader bepaald (Hoge Raad 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU2235). Hierin stelt de Hoge Raad kortgezegd dat pas sprake is van bewuste roekeloosheid als de werknemer zich onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval daadwerkelijk bewust was van het roekeloze karakter van zijn gedraging.
Voor de werkgever kan het lastig zijn te stellen en zo nodig te bewijzen dat de werknemer zich bewust was van zijn roekeloze handelen. Gelet hierop wordt in de rechtspraak aangehouden dat de werkgever over het algemeen aan zijn stelplicht voldoet als uit de door hem gestelde feiten en omstandigheden naar objectieve maatstaven kan worden afgeleid dat de werknemer zich hiervan bewust was (Hoge Raad 2 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3261).
In welke gevallen sprake is van opzet in de zin van artikel 7:661 BW is tot op heden niet nader geconcretiseerd door de Hoge Raad.
Onderzoekskosten verhalen op de werknemer
Vaak zal voor de werkgever niet meteen duidelijk zijn wat de omvang is van de door de werknemer veroorzaakte schade en wat zijn aandeel daarin is geweest. Daarvoor moet de werkgever mogelijk eerst een onderzoek (laten) uitvoeren. Hiervoor maakt de werkgever de nodige kosten. Ook deze kosten kan de werkgever op de werknemer verhalen als de schade door zijn opzet of bewust roekeloos handelen is veroorzaakt en de gemaakte kosten redelijk zijn (zie bijvoorbeeld Gerechtshof 23 maart 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:428). Dit volgt uit artikel 6:96 lid 2, onder b, BW. Dit artikel bepaalt dat de redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid ook voor vergoeding in aanmerking komen.
Van belang is dat de werkgever kan concretiseren welke kosten hij heeft moeten maken om de schade vast te stellen en dat deze kosten redelijk waren. Gelet hierop is het aan te raden vanaf het begin van het onderzoek bij te houden hoeveel tijd door wie is besteed aan het onderzoek en tegen welke kostprijs. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de inzet vanuit de organisatie zelf of aan externe inzet, zoals een recherchebureau.
Verhouding onrechtmatige daad, artikel 6:162 BW
Als de werknemer de schade heeft veroorzaakt tijdens de werkzaamheden, moet de werkgever zijn schadevordering baseren op artikel 7:661 BW en moet dus aan alle vereisten uit dat artikel zijn voldaan. Hier staat tegenover dat wanneer de werknemer de schade niet heeft veroorzaakt tijdens de werkzaamheden, de werkgever zijn vordering niet kan baseren op artikel 7:661 BW. De werkgever is in dat geval aangewezen op artikel 6:162 BW (en/of artikel 7:611 BW). Voordeel hiervan is dat voor een geslaagd verhaal op grond van artikel 6:162 BW geen opzet of bewuste roekeloosheid is vereist bij de werknemer, maar schuld. Dit is in beginsel een wat lichtere maatstaf. Het kan voor de werkgever dus gunstig uitpakken als de schade niet door de werknemer is veroorzaakt tijden de uitvoering van de werkzaamheden.
Conclusie en tips
De schade die de werknemer tijdens zijn werkzaamheden veroorzaakt zal in veel gevallen voor rekening en risico van de werkgever komen. Dit kan anders zijn als is voldaan aan de vereisten uit artikel 7:661 BW. Onze tips zijn in dat geval:
- Ga na of de schade is veroorzaakt in de uitoefening van de werkzaamheden of dat eerder sprake is van handelen buiten het werk om.
- Baseer zekerheidshalve de vordering tot schadevergoeding niet alleen op artikel 7:661 BW, maar ook (subsidiair) op artikel 7:611 BW en artikel 6:162 BW.
- Houd van begin af aan nauwgezet de kosten van het onderzoek naar de schade bij. Bewaar ook alle bewijsstukken daarvan (tijdstaten, facturen, etc.).
- Vergeet niet de kosten van het onderzoek naar de schade op de werknemer te verhalen.