Handhaven onder de Wabo
Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, kortweg Wabo, in werking getreden. Niet alleen heeft dit zijn weerslag op de vergunningverlening voor allerlei activiteiten, ook geeft de Wabo tal van regels over handhaving. Deze update gaat in op de verschillen en overeenkomsten tussen de algemene handhavingsregels van de Awb en de meer specifieke bepalingen van de Wabo.
Toezicht
Met de invoering van de Wabo worden 25 verschillende toestemmingen (vergunningen/ontheffingen) uit andere wetten geïntegreerd. Maar de Wabo integreert niet alleen toestemmingen, ook een aantal toezichtbevoegdheden uit deze regelingen zijn opgenomen in de Wabo. Het gaat hier om toezichtbevoegdheden die aanvullend zijn op de algemene toezichtbevoegdheden van de Awb. Zo is bijvoorbeeld toezicht in een woning niet geoorloofd onder de Awb , tenzij de bewoner toestemming geeft. Onder de Wabo is het wel mogelijk om een woning binnen te treden zonder toestemming van een bewoner, mits er een machtiging is van de burgemeester op grond van de Algemene wet op het binnentreden. Voor de invoering van de Wabo was deze bevoegdheid onder andere vastgelegd in de Woningwet. Daarnaast biedt de Wabo de mogelijkheid voor bestuursorganen om een overtreder of een rechthebbende een bestuurlijke sanctie op te leggen om hen zo te bewegen mee te werken aan toezicht. Ook de Awb kent een medewerkingsplicht bij toezicht, maar deze kan alleen maar worden afgedwongen door het inschakelen van de politie. De mogelijkheid om een overtreder of rechthebbende een bestuurlijke sanctie op te leggen, was eerder te vinden in artikel 18.6 van de Wet milieubeheer.
Ook op het gebied van beleidsontwikkeling en afstemming heeft de wetgever delen van de Wet milieubeheer overgeheveld naar de Wabo. Zo is in artikel 5.3 van de Wabo de wettelijke basis gelegd voor een Algemene Maatregel van Bestuur die kwaliteitseisen stelt voor bestuursrechtelijke handhaving. Deze eisen zijn nu vastgelegd in het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer. In deze AmvB zullen onder andere eisen met betrekking tot de gegevensuitwisseling worden vastgelegd.
Bestuurlijke sancties
Om voorschriften die bij of krachtens de Wabo zijn gesteld te kunnen handhaven, kunnen bestuursorganen bestuurlijke sancties zoals de last onder dwangsom en de last onder bestuursdwang inzetten. De Wabo kent geen mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen. Wel kan een bestuursorgaan op grond van de Wabo, bij wijze van straf- of herstelsanctie, een vergunning intrekken. Daarnaast kent de Wabo nog enkele bijzondere bepalingen met betrekking tot handhaving.
Intrekking
De wetgever heeft in de Wabo een expliciete bevoegdheid tot intrekking van de vergunning als sanctie neergelegd. Deze bevoegdheid is te vinden in artikel 5:19. De gronden voor intrekking zijn onder andere ontleend aan de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. In het vierde lid zijn expliciete intrekkingsgronden voor de omgevingsvergunning neergelegd. Een bestuursorgaan kan een vergunning niet alleen intrekken indien de vergunning is verleend ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave, maar ook als niet overeenkomstig de vergunning wordt gehandeld. Wat betreft vergunningen of ontheffingen die betrekking hebben op gevaarlijke afvalstoffen biedt hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer (afvalstoffen) extra intrekkingsgronden. Als voorbeeld kan worden genoemd het lozen van afvalwater of afvalstoffen, als dit niet plaatsvindt vanuit een inrichting (art. 10.30 lid 1 Wm).
Bijzondere handhavingsinstrumenten
Zoals aangegeven zijn in de Wabo ook bijzondere bestuurlijke sancties geïntegreerd. Eén van deze bevoegdheden is het spoedeisend handhaven bij gevaar voor de gezondheid of veiligheid bij activiteiten met betrekking tot een bouwwerk. Het bevoegd gezag kan het gebruik, het slopen of de bouw van een bouwwerk doen laten staken, wanneer dat gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan opleveren. Voorts kan de handhaving inhouden dat er voorzieningen getroffen worden om te voorkomen dat het gevaar zich verwezenlijkt. Te denken valt aan het plaatsen van een hek om het gebied rond het bouwwerk af te bakenen. Deze bevoegdheid was eerst vastgelegd in de Woningwet.
Niet altijd één bevoegd gezag
Uitgangspunt van de Wabo is de zogenaamde één-loket-gedachte. Maar soms kunnen er toch meerdere bestuursorganen bevoegd zijn om handhavend op te treden. Zo kan een dubbele bevoegdheid bestaan als bij wet of AMvB de handhavingstaak ook is neergelegd bij het bestuursorgaan dat een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven. Het bestuursorgaan dat de verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven, is dan verantwoordelijk voor de handhaving over het deel waarvoor de verklaring van geen bedenkingen vereist is. Het zal duidelijk zijn dat dit tot misverstanden en onnodig werk kan leiden. Om dit te voorkomen, moet het bestuursorgaan dat tot handhaving overgaat, de andere bevoegde bestuursorganen een exemplaar van de beschikking toezenden.
Tot slot
De Wabo integreert niet alleen 25 toestemmingen (vergunningen/ontheffingen) uit andere, bijzondere wetten, maar ook bijzondere toezicht- en handhavingsbevoegdheden, welke de algemene toezicht- en handhavingsbevoegdheden uit de Awb aanvullen.
De invoering van de Wabo leidt tot nieuwe vragen. Is er op juiste wijze toepassing gegeven aan handhaving om medewerking te bewerkstelligen? En kan van beleid worden afgeweken onder bepaalde omstandigheden? Deze vragen kunnen gesteld worden voor of bij de toepassing van toezicht- en handhavingsbevoegdheden, maar ook achteraf in procedures. De gebruikelijke rechtsmiddelen van bezwaar en beroep blijven gebruikelijk.